08 February 2022

Elsschot en de collaboratie


De verwijzingen zijn naar

[A] Johan Anthierens, Willem Elsschot — Het Ridderspoor, Meulenhoff/Kritak 1992

[B] Vic van de Reijt, Willem Elsschot, Brieven, Querido 1993

[E] Vic van de Reijt, Elsschot, Athenaeum—Polak & Van Gennep 2011

[V] Luc Vandeweyer, Over Willem Elsschot. Willem Elsschot over Cyriel Verschaeve. In: WT, Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, LXVII (2008), 66-77 (hier).


*

Elsschot, in het echte leven Alfons De Ridder, wordt als links en vrijzinnig beschouwd. Het laatste was hij zeker, maar niet in een militante vorm. Hij had niets met godsdienst maar heeft zich, anders dan zijn straatgenoot Walschap, nooit op agressieve wijze daartegen uitgesproken — ook al omdat hij niet, zoals Walschap, het slachtoffer was van verkettering en boycot. Daarenboven was hij een zakenman, die reclame verkocht aan alle gezindten; bij een scherpe profilering had hij niets te winnen. 

Vreemder is het etiket links of socialist. Ik vraag mij af of die politieke etiketten door de kameraden niet wat gratuit geplakt zijn op de zwijgzame burgerman en de op winst bedachte ondernemer. Niemand betwijfelt dat Elsschot een gevoelige natuur was, die geroerd werd door onrecht. Hij toonde zich zeer betrokken bij het lot van de communist van der Lubbe, maar evenzeer bij Borms, Verschaeve en Ward Hermans, boegbeelden van de collaboratie. Misschien is Elsschot heel zijn leven gewoon de flamingant gebleven die hij als student (op de foto: middelste rij, uiterst rechts) was?   



Hieronder laten we hem aan het woord over zijn geliefde collaborateurs, die na de oorlog alle drie door het Belgisch gerecht ter dood veroordeeld zijn. Borms werd gefusilleerd, Verschaeve stierf in buitenlandse ballingschap en Hermans kreeg in beroep levenslang, maar kwam in 1955 vervroegd vrij. 



1. Borms: 
een vermetele oude vriend 
die eenmaal met staatsie bijgezet zal worden 


Tegen intimi verklaarde Elsschot aan het einde van zijn leven dat hij eigenlijk maar op twee van zijn werken trots was:  zijn puberaal studentenlied over de 'Schele Vanderlinde', omdat het tot het repertoire was gaan behoren van 'lui die Streuvels niet van Claes zouden kunnen onderscheiden', en het Borms-gedicht, want 'een gedicht dat uw vrienden van u doet weglopen van kwaadheid moet wel een verdomd pakkend gedicht zijn'. [E 337] Dat vond hij in elk geval zelf. In maart 1948 citeerde hij voor Carmiggelt, die op bezoek was, het hele gedicht—nog niet verschenen— uit het hoofd. Carmiggelt: 'Hij deed het simpel, met een zachte, telkens door ontroering verstikte stem. Toen hij de laatste regels had uitgesproken keek hij mij aan met de ogen vol tranen.' [E 315]

We kunnen dus niet twijfelen aan de authenticiteit van de gevoelens die in het gedicht—een 'politiek gedicht', volgens eigen woorden—uitgedrukt staan. En dat zijn onmiskenbaar gevoelens van sympathie en bewondering voor Borms, niet alleen voor zijn moed maar evenzeer voor de waarden die hij voorstond. Elsschot noemt Borms een vermetele oude vriend, die de Nederlandse zaak manmoedig heeft gediend, en wie het vergaat 'zoals het dapperen gaat': vermoord met een salvo dat 'ons allen heeft geraakt'. Maar zijn resten zullen eenmaal met staatsie bijgezet worden. Dat staat er allemaal. Het linkse establishment van toen was ontzet, en tot vandaag kronkelen hun zonen en kleinzonen in alle mogelijke bochten om de passende exegese te vinden. Het is nochtans eenvoudig: Elsschot bewonderde Borms.



2. Hulde aan Verschaeve: 
een na te volgen voorbeeld


In [V, p.74] treffen we onderstaande brief aan, in 1952 gericht aan Wies Moens (N.B. eveneens ter dood veroordeeld). Hier bekent Elsschot zich ondubbelzinnig tot de Vlaamse zaak, die gered zou zijn als iedereen handelde als Verschaeve. Zoals in de slotverzen van Borms ergert hij zich aan de onverkwikkelijke laksheid, die schril contrasteert met de onverzettelijkheid van Verschaeve, die door Elsschot expliciet mee gehuldigd wordt.

  

 3. Ward Hermans:
 een gewaardeerde vriend 


Er zijn brieven van Elsschot aan Hermans bewaard gebleven van 1952 tot 1959 [E 823, 850, 856, 897, 1040, 1073, 1210]. Elsschot steekt zijn sympathie voor de veroordeelde niet onder stoelen of banken, en hekelt de wraakroepende toestand waarvan deze het slachtoffer is. Hij spant zich in om zijn lot in de cel te verzachten, o.m. door ervoor te ijveren dat Hermans een schrijfmachine zou mogen gebruiken, en door hem De Druivelaar te bezorgen, de beroemde Vlaamse scheurkalender annex moppenreservoir. In 1955 drukt hij de hoop uit dat hij in dat jaar het genoegen zal smaken persoonlijk de hand te drukken van de man die hij aanspreekt met Waarde Vriend. Het is niet bekend of dat ooit werkelijkheid is geworden. Maar in 1959 mocht de man wel vanwege Elsschot Hartelijke nieuwjaarswensen ontvangen [E 1018]. Hieronder een pennevrucht van Ward Hermans zelf, toen hij nog hoofdredacteur van De SS-man was. (Zijn naam helemaal rechtsonder.)




*

Een huisvriend over Elsschot

Bob Gomperts was een klasgenoot van Elsschots zoon Jan De Ridder, maar werd al vóór de oorlog vriend aan huis en is dat na de oorlog opnieuw geworden. (Tussendoor diende Gomperts, een Canadees van joodse afkomst, in het Canadese leger.) Anthierens heeft de man voor zijn Ridderspoor geïnterviewd, en heeft o.m. uit de mond van Gomperts de volgende uitspraken opgetekend [A 72].
Met zijn zogenaamd linkse sympathieën zou ik uitkijken. Ik ben geneigd te stellen dat er in de schoot van het gezin De Ridder a priori geen linkse sympathieën speelden. 

en 

Kort na de oorlog kwam hij in een gesprek met mij tot de conclusie "dat die Duitsers nog de kwaadste niet waren. Alleen met de aanpak van joden waren zij over de schreef gegaan". 

Korter en duidelijker kan niet: Elsschot sympathiseerde niét met "links", en wél met de collaboratie. Jammer, dat het informatie uit derde hand is: Anthierens die ons meedeelt wat Gomperts gezegd heeft dat Elsschot hem zei.

* *

Over zijn Bormsgedicht zei Elsschot zelf:  'Ik geloof dat er, als politiek gedicht, in de Lage Landen nooit iets beters is gemaakt.' [E 314] Zou het? Elsschot was een groot prozaïst, maar geen groot dichter. Het Bormsgedicht is zeer middelmatig van kwaliteit, maar het eindigt met een magistraal kwatrijn genoemd OPDRACHT (in de oerversie van het gedicht: ENVOI). Hieronder volgt het, te zingen op de wijze van het Wilhelmus:






* * *