De Guldensporenslag was een militaire gebeurtenis van eerste orde. Zo vinden we in C. Oman, A History of the Art of War in the Middle Ages (2nd ed., Methuen & Co, 1924) uitvoerige beschouwingen over the battle of Courtrai, that famous fight (blz. 112).
Onder de eigentijdse verslaggevers treffen we twee Vlamingen aan: Lodewijk van Velthem (Voortzetting van de Spiegel Historiael, voltooid vóór 1350), en een anonieme Gentse minderbroeder (Annales Gandenses, lopend tot 1310).
Artoys riep met groten dangiere:
Het ging erom
Courtrai is a very important fight, showing that infantry with covered flanks
might not only hold against horse, but thrust them back. (...)
The result of the battle shocked and puzzled contemporary observers (...)
all over western Europe (blz. 117).
Onder de eigentijdse verslaggevers treffen we twee Vlamingen aan: Lodewijk van Velthem (Voortzetting van de Spiegel Historiael, voltooid vóór 1350), en een anonieme Gentse minderbroeder (Annales Gandenses, lopend tot 1310).
W. Waterschoot, Lodewijk van Velthem, De Guldensporenslag, Martinus Nijhoff 1979. De afbeelding is naar een van de taferelen op de Courtrai Chest, bewaard in het Ashmolean Museum van Oxford. |
Het uitvoerig verslag van Van Velthem over de slag wordt als betrouwbaar beschouwd, tenminste als men de bovennatuurlijke elementen in zijn relaas als literaire opsmuk beschouwt. Veel van zijn details moeten op ooggetuigen teruggaan. Zo schrijft hij (v. 583-584)
Artoys riep met groten dangiere:
Fuyes, merdaelge, treis ariere!
(hedendaags Frans: Fuyez, merdaille, très arrière!)
Een hautaine Fransman die zijn tegenstanders merdaille toeroept, levensechter kan bijna niet. Men denkt onwillekeurig aan Cambronne die in Waterloo La garde meurt et ne se rend pas! M****! (le mot de Cambronne) zou geroepen hebben naar de Engelsen. Dire ce mot, et mourir ensuite. Quoi de plus grand! aldus Victor Hugo. Inderdaad, inderdaad. Helaas, Cambronne is gewoon gevangengenomen en is een kwarteeuw later gewoon in zijn bed gestorven. Zijn goede woorden zijn wel een integraal deel van de Franse volksaard gebleven. Zoals men er gif kan op innemen dat schnell! schnell! ongeveer de eerste Duitse woorden in een film zijn, zo hoeft men geen vijf minuten te wachten om in een Franse film Cambronne te horen citeren.
Maar terug naar 1302. Technisch gesproken viel Vlaanderen, tot aan zijn inlijving bij de Franse Republiek in 1795, onder de Franse koning, die het 'uitleende' aan een aangestelde ambtenaar, graaf genaamd. Ten tijde van de Guldensporenslag was dat de Fransman Gui de Dampierre. Het zou onbegrijpelijk zijn, als Vlaamse ambachtslui zich zouden laten afslachten voor de dynastieke belangen van Dampierre of van wie dan ook. De ware redenen voor hun alliantie met de graaf vindt men terug in
Het ging erom
hun vrijheden en privileges terug te krijgen
(libertates suas et privilegia sua recuperare,
item 21 van het jaar 1301),
een krachtmeting van 'het gewone volk' met de Fransen en de hogere Fransgezinde klassen:
het gewone volk, door Fransen en Leliaards
onderdrukt en zo goed als tot slavernij gebracht
(vulgares, a Francis et Liliardis oppressi
et quasi ad servilitatem redacti,
item 28 van het jaar 1302)
het gewone volk wantrouwde al zijn edelen en ridders
(non enim vulgares de omnibus nobilibus suis et equitibus confidebant,
item 58 van het jaar 1304)
het gemeen liet als één man het werk staan, bewapende zich en
stroomde samen om met de notabelen de strijd aan te binden
(communitas, que tota surgens de opere suo armavit se
et concurrens cum majoribus cepit preliare,
item 26 van het jaar 1301)
item 26 van het jaar 1301)
Over onze voorvaderen anno 1300 vernemen we ook:
Vlamingen zijn forse kerels, goed gevoed en uitstekend bewapend
(Flandrenses, homines fortes et bene nutriti ac optime armati,
item 6 van 1302)
item 6 van 1302)
dapper als leeuwen
(animosi ut leones,
item 31 van het jaar 1302)
item 31 van het jaar 1302)
een vredelievend volk, dat met tegenzin oorlog voert
(populus pacis et qui invite guerrat,
item 8 van het jaar 1310)
item 8 van het jaar 1310)
Er zit aan die oorlog zelfs een onloochenbaar taalaspect, dat wij vandaag 'racistisch' zouden noemen. De Fransen trekken zonder geweld door Franstalig Vlaanderen (Rijsel en Dowaai, Vlaanderen Wallingant), maar beginnen iedereen uit te moorden zodra ze het Nederlandstalig deel van Vlaanderen (Vlaanderen Flamingant) betreden:
De Fransen, zodra ze Vlaanderen Flamingant betraden,
spaarden vrouwen noch kinderen noch bejaarden,
maar doodden iedereen die ze maar konden vinden.
(Franci autem Flandriam intrantes Flamingantem (...)
non parcebant mulieribus nec infantibus nec decrepitis,
quin eos occiderent, quos invenire poterant,
item 39 van het jaar 1302)