09 December 2021

Mijn scholen — 3. Middelbare school Blankenberge (deel 3)

(De vorige aflevering staat hier, en de hele schoolserie begint hier.)  


De regenten


De flamboyantste figuur onder de regenten was ongetwijfeld Michiel Alloo. Ik geloof dat hij ook degene was die vooraf thuis de ouders ging bezoeken als afgevaardigde van "het middelbaar". Hij woonde in de De Smet de Naeyerlaan in een nieuwbouwhuis dat in feite gebouwd was boven een achter-uitgang van de school. Zijn gelijkvloers, dat uitgaf op de speelplaats, was in principe een nooduitgang. Vanuit ons leslokaal zagen wij, aan de andere kant van de speelplaats, op zijn terras neer. Omwille van de privacy had hij wel een muur laten plaatsen, maar niet hoog genoeg, en ik heb met eigen ogen Alloo diep gebukt (ik schreef bijna: op handen en voeten) over de grond zien bewegen om niet opgemerkt te worden. Later heeft hij de muur hoger laten maken.

In de Palmares wordt hij geïntroduceerd als "letterkundig regent". Ik weet niet goed wat die vreemde term betekent, maar ik heb van hem Nederlands, Geschiedenis en Latijn gekregen. In mijn eerste schrift van Latijn vind ik (denk ik toch) zijn paraaf "MA" dd. 22 september 1959.


Ik had al enkele weken de vrijheid om aan "lelijk schrijven" te doen, maar was in die kunst nog niet ver gevorderd. Dat verandert gaandeweg, en uiteindelijk schreef ik spichtige vertikale letters. Ik zat in de studie naast Freddy Masson (die een klas hoger zat) en ik heb zijn geschrift geïmiteerd. Bij hem zag ik ook voor het eerst schrijven met een groene balpen, en ook daarin ben ik hem gevolgd.

Alloo timmerde aan een parallele carrière als reserve-officier, en dat zullen we geweten hebben! Hij sprak graag over het tankterrein van Stockem en de verkenningseenheden in hun onbeschutte jeep. Op zekere dag liep hij (terug van een opleiding? pas bevorderd?) zowaar de speelplaats op en neer in volledig uniform, stokje onder de arm. Hij vertelde eens van een film die ermee eindigde dat een Duits officier totaal ontgoocheld zijn geweer wegwierp. Ik liet opmerken dat officieren geen geweer hebben, en hij redde zich eruit door te zeggen: ja, in de laatste dagen van de oorlog gebruikte men wat men kon krijgen. En toen hij had toegelicht wat Hitler militair gezien fout gedaan had, zeggende "had hij eerst dit en dan dat" besloot hij met de mooie samenvatting: " Ja, hád hij en hád hij, dan had hij twee keer".  Bij hem gebeurde ook mijn eerste kennismaking met het flamingantisch gedachtengoed. Alloo deed namelijk het verhaal dat hij, met anderen, in een jeugdherberg verbleef en dat zij op hun tafel een Belgisch vlaggetje hadden aangetroffen. Daarop hadden zij gevraagd om een Vlaamse Leeuw geserveerd te krijgen. Bij gebrek aan achtergrond verstond ik de pointe van dat verhaal eigenlijk niet; bij ons thuis werd nooit over politiek gesproken. Ook van Toon Hermans had ik nog nooit gehoord toen Alloo in de klas de hilarische sketch "de stoel van mijn zuster" (uit 1958) evoceerde.

In maart 1962 zou een grote nachtelijke militaire oefening plaatsvinden waarin zowel de Rijkswacht (waaronder mijn vader) als de reserve-officieren (waaronder Alloo) gingen deelnemen. Kort voordien kwam ik in dat verband bij hem aan de deur, en hij zei mij dat hij niet zou deelnemen omdat hij te veel onder de indruk was van de dood van LV, die op zijn fiets was verongelukt. Aan die leerling, veel ouder en veel groter dan ik, had ik wel geen onverdeeld gunstige herinneringen. Wij werden in die tijd regelmatig, een voor een, uit de studie naar de biecht gestuurd en toen ik hem nietsvermoedend op de speelplaats kruiste (ik op weg naar de studie, hij naar de kapel) gaf hij mij zonder enige aanleiding een mep tegen mijn hoofd. Over naar de trauma-psycholoog!


Uit het overlijdensbericht van Alloo leer ik dat hij van Brugge was, de "eerste tekenleraar" was geweest van het Sint-Pieterscollege (wat ik mij niet herinner), daarna les heeft gegeven aan het atheneum van Soest, en in Grobbendonk gestorven en begraven is. Een zeer a-typische loopbaan, want weinig West-vlamingen sterven buiten West-vlaanderen.

Wiskunde, biologie en natuurkunde kregen wij van regent A. van der Wel (voornaam onbekend, misschien Albert). De man was van Brugge en ik zag hem vaak in de bus zitten, waarvan de terminus toen tegenover het stadhuis was, vlak bij waar wij woonden. Een rustig iemand, die meer esprit bezat dan hij liet blijken. Ik werd eens betrapt toen ik met mijn bankgenoot een schriftelijke discussie voerde over onze respectieve muziekidolen. Ik vond zijn Beethoven (toen) een dove zagevent en hij had het niet begrepen op Elvis en Little Richard. Als straf moesten wij allebei een lofzang op het idool van de ander schrijven. Een andere keer moest ik van Van der Wel een sprookje van 4 bladzijden schrijven, en ik legde het zo aan, dat de laatste zin op het laatste blad bruusk afbrak net toen het spannend werd.

Wat de eigenlijk wiskunde betreft herinner ik mij nog goed de tijd dat wij de stelling van Pythagoras hadden leren kennen. Ik paste privé allerlei meetkundige configuraties in elkaar, waarmee ik dan aan het rekenen sloeg. Ik bereikte ingewikkelde formules, waarvan ik bij grondiger studie opmerkte dat ik kon vereenvoudigen. Na vele omzwervingen eindigde ik uiteindelijk waar ik begonnen was. Die ervaring was niet nutteloos, want men kan van mening zijn dat men in de wiskunde niets anders doet dan datgene herformuleren waarmee men begonnen is.

Ik eindig met regent R. Van Aeldeweereld (voornaam onbekend), van Wenduine. Een zeer vriendelijk en geliefd iemand, die zich vol ontzag door ons wat elementair Grieks liet uitleggen. Wat hij ons als vak(ken) gaf herinner ik mij niet. Iedereen vond het jammer toen hij uit het zicht verdween om zijn legerdienst te gaan doen. Hij was het die, toen hij in de klas kwam, ons meedeelde dat Kennedy de presidentsverkiezing van 8 november 1960 gewonnen had. 

(vervolgt hier)