Éditions Grasset & Fasquelle, 1999 |
p. 693-694 (hier de originele bladzijden)
Open brief aan mijn verloren Frankrijk
Een rasechte Française,
dat ben ik. Mijn opvoeding en afstamming hebben mij met lichaam en ziel
geworteld in dit land dat het mijne is, en waarvoor mijn grootvader en mijn
vader moedig gestreden hebben tegen de Teutoonse onderdrukking en inval in de
loop van de laatste twee wereldoorlogen, 1914/1918 en 1939/1940. Hun
verwondingen, oorlogskruis en Legioen van Eer maakten integraal deel uit van
een familie-erfgoed dat ertoe bijgedragen heeft in mij een patriottisch gevoel
te smeden, onbewust maar in die mate aanwezig, dat ik, op het toppunt van mijn
cinematografische roem, altijd geweigerd heb uit te wijken naar de Verenigde
Staten die mij stapels goud aanboden, om representatief te blijven voor het
beeld van het Frankrijk dat mij ‘Marianne’ maakte nadat ik aan mijn natie het
equivalent opgebracht had van de deviezen van de Régie Renault.
Samen met
generaal de Gaulle en de Eiffeltoren ben ik misschien de bekendste Française
ter wereld. Zonder er enige persoonlijk glorie uit te halen heb ik mijn
bekendheid ten dienste gesteld van het dierenleed. Op vijfentwintigjarige
leeftijd, toen ik moedig en vastberaden het hoofd bood aan de OAS, die
probeerde mij af te persen, begon
ik, met de hulp van minister Roger Frey, minder wrede slachtmethodes voor
slachtdieren te promoten. Ik werd vegetariër nadat ik ingezien had welke gruwel
de mensen die arme z.g. consumptiedieren aandeden.
De Franse wet bekommerde
zich indertijd niet om het lijden of de stress van de dieren die bij bewustzijn
gekeeld werden en eindeloos leegbloedden. Die Franse wet werd, na tien lange
jaren, gewijzigd en de dieren kregen het armzalige voorrecht om elektrisch
versuft of verdoofd te worden, wat hun hart voort liet kloppen om ze leeg te
laten bloeden, maar in een staat van onbewustzijn die hun het leed bespaarde
zich langzaam te voelen sterven. Het was voor mij een trieste overwinning, maar
toch een overwinning.
En zie, mijn
land, Frankrijk, mijn grond, is opnieuw overweldigd, met de zegen van onze
opeenvolgende bestuurders, door een vreemde overbevolking, met name islamitisch,
waarmee wij verbonden worden, en naar wier wetten wij ons onderdanig
plooien. Van die islamitische
overstroming moeten wij tegen wil en dank alle tradities ondergaan, de slechte
interpretaties van hun godsdienst en het misprijzen voor de openbare orde waaraan
onze politieke leiders zich onderwerpen met een lafheid die enkel in hun
beunhazerij haar gelijke vindt.
Jaar na jaar
zien wij de moskeeën zowat overal in Frankrijk opbloeien, terwijl onze
klokkentorens zwijgen bij gebrek aan pastoors. Jaar na jaar veranderen de
rituele slachtingen, heel vaak klandestien, zonder voorafgaande verdoving, de
slachthuizen in plaatsen van verschrikking, waar de dieren, onze dieren, een
doodstrijd en pijnigingen ondergaan vergelijkbaar met de wreedste heidense
offers. En dan, naast dit alledaagse, dat onwettig is maar toegelaten en aanvaard
wordt door de minister van Binnenlandse Zaken, is er de gruwel het Offerfeest
die zich overal in Franktijk voltrekt en elk islamitisch gezinshoofd toestaat
‘zijn’ schaap te slachten. Terreur, om het even waar, on het even hoe, zonder
enige hygiënische controle, in velden die ‘verhuurd’ worden door bereidwillige
landbouwers, met de goedkeuring welwillend verleend door sommige prefecten, in
trappenhuizen, in badkuipen. Tienduizenden arme dieren het een na het ander
gekeeld met messen die in meerdere of mindere mate geslepen zijn, door
onhandige offeraars die zich vaak meer dan eens moeten herpakken, terwijl de
kinderen, met bloed bespat, baden in dit magma van terreur, van bloed dat gulpt
uit half doorgesneden keeladers.
Zijn wij dan gek
geworden, dat wij in die mate het onaanvaardbare aanvaarden? Waarom reageren
wij niet, zoals die schapen die voorbestemd zijn voor onwettige offers? Zijn de
Fransen lafhartig geworden, lafaards die zich tot de laatste druppel laten
leegzuigen door belastingen die steeds onaanvaardbaarder worden, en die de staat nog danken dat hij
hun nog hun ogen laat om te wenen? Moet men, na de dolle koeien van de ‘menselijke
waanzin’, doorgaan met het aanvaarden van de barbaarse concentratiekweek, waar
koeien, kalveren, kippen, varkens… ingespoten en gevuld worden met scheikundige
producten? Wie zou er geen weerzin van krijgen, zich te voeden met dat wrede
dierenleed?
Gedurende vele
jaren heb ik alle betrokken ministers gesproken, ik heb contact gehad met recteur Boubakeur van de Grote Moskee
van Parijs, daarna met zijn zoon. Ik heb niets verkregen. Niets. Daarom schrijf
ik vandaag, uitgeput, ontmoedigd, niet meer wetend wie te aanroepen of tot
welke macht mij te wenden, omdat ze toch allemaal geleid worden door eenzelfde
gedachte, deze brief aan ‘Opinions’. Ik verwijs ook naar het uittreksel van een
artikel geschreven door Émile Zola aan de Figaro,
op 21 maart 1896, waarin hij dit schreef: Zouden
wij niet, over alle landen heen, kunnen beginnen met het eens te zijn over de
liefde die men de dieren verschuldigd is? Misschien zou men, uitgaande van deze
universele dierenliefde over de grenzen heen, tot universele mensenliefde
komen?
Ik stel de vraag
aan de regering van mijn land, aan de president voor wie ik gestemd heb met
alle hoop in het hart, aan hen die ons vanuit Brussel op catastrofale wijze
besturen, aan hen die ons het leugenachtig en idiote Diktat van de beruchte
‘Rechten van de Mens’ opleggen. Zou ik dan toch binnenkort verplicht zijn mijn
land, verworden tot bloederige en gewelddadige grond, te ontvluchten om uit te
wijken, en om elders, zelf emigrante geworden, het respect en de achting te
vinden die ons helaas dagelijks ontzegd worden?
Brigitte BARDOT.
*
* *
In oktober 2001 heeft het Franse Hof van Cassatie Brigitte Bardot op grond van deze "Open brief aan mijn verloren Frankrijk" definitief veroordeeld voor aanzetten tot rassenhaat of rassengeweld.
Zover is het dus gekomen in Europa. Lees ook het proces Houellebecq.