Robert Musil,
De man zonder eigenschappen,
vertaald door Ingeborg Lesener,
Meulenhoff Amsterdam 1989.
Tweede Boek, Derde Deel,
13. Ulrich komt terug en wordt door de generaal ingelicht over alles wat hij heeft gemist
*
Situering. Wenen, begin 1914. In hoge kringen worden voorbereidingen getroffen voor een grote nationale huldiging van de keizer in 1918, als hij zijn ambtsjubileum zal vieren. Secretaris van het z.g. 'concilie' is Ulrich, door een ex-vriend omschreven als 'de man zonder eigenschappen'. Als waarnemer is bij de vergaderingen ook aanwezig generaal Stumm von Bordwehr, die met Ulrich familiair omgaat omdat zij elkaar van vroeger in het leger kennen. Ulrich is een tijdje weg geweest door het overlijden van zijn vader.
Terwijl Ulrich nog aan zijn bureau stond, rinkelde de telefoon, en toen Ulrich de hoorn opnam hoorde hij 'Ministerie van Oorlog, u spreekt met de afdeling Cultuur en Educatie, korporaal Hirsch', die, stomverbaasd opeens tegen Ulrichs eigen stem op te botsen, ijverig verzekerde dat Zijne Excellentie hem had bevolen elke morgen om tien uur te bellen, en dat hij meteen zelf aan de lijn zou komen.
Vijf minuten later bezwoer Stumm hem dat hij nog diezelfde ochtend 'bij uitstek belangrijke conferenties' moest bijwonen en Ulrich per se voordien nog moest spreken; op de vraag wat er aan de hand was en waarom het niet telefonisch kon worden afgedaan, zuchtte hij in de hoorn en maakte gewag van 'mededelingen, zorgen, problemen', zonder dat er iets naders uit hem te krijgen was. Twintig minuten later stopte er echter een fiaker van het ministerie van Oorlog voor het hek, en generaal Stumm betrad het huis, gevolgd door een ordonnans die een grote leren aktentas aan zijn schouder had hangen. Ulrich, die dit magazijn van 's generaals intellectuele zorgen nog heel goed kende van de opmarsplannen en het kadaster van grote gedachten [voorstellen van de generaal voor de geplande viering—C.I.], fronste vragend zijn wenkbrauwen. Stumm von Bordwehr glimlachte, stuurde de ordonnans terug naar de wagen, opende zijn tuniek om het sleuteltje van het veiligheidsslot te voorschijn te halen, dat hij aan een kettinkje om zijn hals droeg, en trok zonder een woord te zeggen twee grote commiesbroden voor de dag uit de tas die verder niets bevatte.
'Ons nieuwe brood,' verklaarde hij na een retorische pauze, 'ik heb het voor je meegebracht om te proeven!'
'Dat vind ik nu fideel van je,' zei Ulrich, 'dat je mij na een hele nacht reizen brood brengt in plaats van me te laten slapen.'
'Als je een borrel in huis hebt, wat wel aannemelijk is,' wierp de generaal tegen, 'gaat er na een doorwaakte nacht niets boven brood en jenever als ontbijt. Je hebt me eens verteld dat ons commiesbrood het enige is wat je in 's keizers dienst beviel, en ik mag graag beweren dat het Oostenrijkse leger als het om brood maken gaat op alle andere legers voorligt, vooral sinds de intendance dit nieuwe model "1914" heeft gelanceerd! Daarom heb ik het hier, dat is één reden. En verder, moet je weten, doe ik dat nu ook uit principe. Ik hoef natuurlijk niet de hele dag op mijn stoel te zitten en verantwoording af te leggen over elke stap die ik buiten mijn kamer zet, dat spreekt vanzelf; maar je weet dat de generale staf niet voor niets het Jezuïetencorps heet, en er wordt altijd gefluisterd als iemand vaak weg is, en Excellentie von Frost, mijn chef, heeft per slot misschien toch nog geen volstrekt juiste voorstelling van de omvang van de geest—van de civiele geest, bedoel ik—en daarom neem ik sinds enige tijd dus altijd die tas mee en een ordonnans, als ik er even uit wil, en om de ordonnans niet te laten denken dat de tas leeg is, stop ik er elke keer twee broden in.' [etc.etc.]
* *
P.S. De man zonder eigenschappen is onvoltooid gebleven. Het is voor 1/3 onderhoudend en soms ronduit geestig, maar bestaat voor 2/3 uit onuitstaanbare zever opgebouwd rond quasi-diepzinnige beschouwingen die doen denken aan de puberale 'verhandelingen' uit de middelbare school. Wie daarvan wil overtuigd worden kan zich hier met de Duitse tekst meten.