11 May 2024

Nabokov — PNIN

1. Inleiding


Pnin verscheen in 1957, twee jaar na Lolita. Het is een dun boekje bestaande uit zeven hoofdstukken, elk onderverdeeld in kortere onderdelen, 51 in totaal. Vier van de hoofdstukken zijn vooraf afzonderlijk verschenen in The New Yorker. Misschien gaat het dus eerder om zeven afzonderlijk geconcipieerde scènes dan om een echte planmatig bedachte roman. Niettemin is het eindresultaat, opgebouwd rond intellectuele Russische émigrés van goeden huize, buitengewoon geslaagd.

De auteur heet voluit Vladimir Vladimirovitsj Nabokov, en schreef ook onder het pseudoniem Vladimir Sirin. Hij ontvluchtte op twintigjarige leeftijd het communistische Rusland, was professor Russisch aan Amerikaanse universiteiten, en was zeer actief als amateur-insektenkundige, met name op het gebied van de vlinders. Veel van zijn eigen levensloop vindt men in Pnin verwerkt. "Pnin" is een Russische familienaam en de drager van die naam is een tragi-komische Russische émigré, lichtjes pedant en met een gebrekkig kennis van het Engels. Hij wordt door zijn land- en lotgenoot Nabokov met sympathie bekeken.
 
Het verhaal eindigt op maandag 14 februari 1955 aan het (fictieve) Waindell College in de VS. Het bevat veel nostalgische terugblikken op de goede oude tijd voorafgaand aan de Russische revolutie en de aansluitende burgeroorlog. 


2. Nederlandse vertalingen

Er bestaan twee Nederlandse vertalingen van Pnin. De eerste is van de hand van A.E. Bayer, en verscheen al in 1958 bij Hollandia in Baarn. De tweede, uit 1993, is van Else Hoog en daarop is enige kritiek zeker gerechtvaardigd. Veel geslachten van zelfstandige naamwoorden zijn fout, "hen/hun" wordt verward, en als zij Pnin in IV.8 laat uitleggen hoe men "Timofej" moet uitspreken schrijft ze zowaar:

'ej' als in 'mee', alleen een beetje langgerekter

Dit gaat alleen op voor Hollanders die "mee" als "meej" uitspreken. Vlamingen, die —zoals het hoort— gewoon "mee" zeggen, kunnen niets aanvangen met de aanwijzing van de vertaalster. (Pnin heeft het in het Engels over "prey".) Voorts is ook het Engels soms fout omgezet. Een "drowning man" is geen "verdrinkend man" maar een "drenkeling", een "serf" is geen "slaaf" maar een "lijfeigene" enz.

Voor diegenen die over de epub-versie van Pnin (Engels of Nederlands) beschikken: de 51 onderdelen kan men afzonderlijk editeren. (Ik heb dat, voor eigen gebruik, gedaan met de vertaling van Hoog.) Hier de concordantie:

I.1 = Section0001.xhtml
I.2 = Section0002.xhtml
I.3 = Section0003.xhtml

II.1 = Section0004.xhtml
II.2 = Section0005.xhtml
II.3 = Section0006.xhtml
II.4 = Section0007.xhtml
II.5 = Section0008.xhtml
II.6 = Section0009.xhtml
II.7 = Section0010.xhtml

III.1 = Section0011.xhtml
III.2 = Section0012.xhtml
III.3 = Section0013.xhtml
III.4 = Section0014.xhtml
III.5 = Section0015.xhtml
III.6 = Section0016.xhtml
III.7 = Section0017.xhtml

IV.1 = Section0018.xhtml
IV.2 = Section0019.xhtml
IV.3 = Section0020.xhtml
IV.4 = Section0021.xhtml
IV.5 = Section0022.xhtml
IV.6 = Section0023.xhtml
IV.7 = Section0024.xhtml
IV.8 = Section0025.xhtml
IV.9 = Section0026.xhtml

V.1 = Section0027.xhtml
V.2 = Section0028.xhtml
V.3 = Section0029.xhtml
V.4 = Section0030.xhtml
V.5 = Section0031.xhtml

VI.1 = Section0032.xhtml
VI.2 = Section0033.xhtml
VI.3 = Section0034.xhtml
VI.4 = Section0035.xhtml
VI.5 = Section0036.xhtml
VI.6 = Section0037.xhtml
VI.7 = Section0038.xhtml
VI.8 = Section0039.xhtml
VI.9 = Section0040.xhtml
VI.10 = Section0041.xhtml
VI.11 = Section0042.xhtml
VI.12 = Section0043.xhtml
VI.13 = Section0044.xhtml

VII.1 = Section0045.xhtml
VII.2 = Section0046.xhtml
VII.3 = Section0047.xhtml
VII.4 = Section0048.xhtml
VII.5 = Section0049.xhtml
VII.6 = Section0050.xhtml
VII.7 = Section0051.xhtml



3. Belangrijkste personages


In het boek vallen zeer veel (te veel?) eigennamen, en het volgende lijstje kan nuttig zijn.

De verteller. Eén jaar jonger dan Pnin, die hij in zijn jeugd ontmoet heeft. Had een affaire met Liza Bogolepova vooraleer zij met Pnin trouwde. Wordt aangesteld in het Departement Engels in Waindell. 

Belotsjkin, Dr. Jakov Grigorjevitsj. Joodse kinderarts in tsaristisch Rusland, behandelt Pnin in zijn kinderjaren voor koorts.

Belotsjkin, Grigorij. Zoon van Dr. Belotsjkin, jeugdvriend van Pnin, overleeft het Duitse concentratiekamp.

Belotsjkin, Mira. Dochter van Dr. Belotsjkin, jeugdliefde van Pnin, komt om in Buchenwald. 

Bliss, Betty.  Studente van Pnin en een “zachte doorn in Pnins ouder wordend vlees”. 

Blorenge, Ann en Leonard. Leonard is hoofd van Franse Taal en Letterkunde in Waindell, schoolgenoot van President Poore. Ann is zijn vrouw. 

Bogolepov(a), Liza. Psychotherapeute, voormalige minnares van de verteller eindigend in zelfmoordpoging, emigré dichteres. Trouwt eerst met Pnin, dan met Eric Wind, en dan nog twee keer. 

Bolotov, (voornaam niet genoemd) en Varvara. Hij is professor in Geschiedenis van de Filosofie. Varvara is zijn "uitbundige, mollige" vrouw.

Chateau, Konstantin Ivanitsj. Russisch émigré, in New York professor in Filosofie van de Geschiedenis, jeugdvriend van Pnin en van de verteller. 

Clements, Laurence, Joan en Isabel. Laurence is professor Wijsbegeerte in Waindelll, Joan zijn toegewijde echtgenote. Pnin huurt in hun huis de vrijgekomen kamer van dochter Isabel.

Cockerell, Jack en Gwen. Jack is hoofd van het departement Engels in Waindell, vijand van Hagen en van Pnin, zeer bekwaam Pnin-imitator. Gwen is zijn vrouw.

von Falternfels, Bodo. Oostenrijks taalkundige, door Hagen naar Waindell gehaald maar tot een vijand van Hagen en van Pnin geworden.  

Hagen, Herman. Hoofd van het departement Duits in Waindell, enige beschermer van Pnin.  

Karen, Dorianna. Duitse filmster uit de twintiger jaren, met wie de dochter van Hagen door Europa reist. Door Joan Clements omschreven als "een oude lesbienne".

Komarov, Oleg en Serafima. Oleg is lesgever bij Schone Kunsten in Waindell en maakt er de muurschilderingen. Serafima is zijn vrouw.

Kukolnikov, Aleksandr Petrovitsj alias Al Cook. Joods-Russisch zakenman, gastheer in De Dennen.

Lake. Onconventionele leerkracht in St. Bart's, vereerd door Victor Wind, met een eigenzinnige kleurenleer.

Lang. Beroemd schilder, maker van een befaamde muurschildering in Waindell.

Pnin, Dr. Pavel Antonovitsj en Valeria. Pavel is de vader van de hoofdfiguur, oogarts, behandelt ook de verteller als kind. Zijn vrouw Valeria, dochter van een revolutionair, is politiek geïnteresseerd.

Pnin, Timofej Pavlovitsj. Hoofdfiguur, op achtereenvolgende plaatsen professor Russisch zonder vaste aanstelling, lijdt aan een hartkwaal die soms doorbreekt. Heeft maar twee vrienden: Chateau en Hagen. De verteller noemt hem ook "mijn goede/arme vriend", maar deze gevoelens zijn niet wederkerig.

Poore, Sam. President van Waindell, blind en verlamd.  


Sheppard, Bill. Huisbaas van Pnin, voormalig opzichter in Waindell.

Sheppard, Bob. Broer van Bill, doof.

Thayer, Roy en Margaret. Roy is professor Engelse Letterkunde, houdt een dagboek bij met kryptische gedichten. Margaret, zijn vrouw en een nicht van Joan Clements, werkt in de bibliotheek.

Thomas, Tristram W. alias Tom. Professor in de anthropologie, door Pnin gehouden voor Thomas Wynn.

Vladimir Vladimirovitsj ... (enkel voornaam en vadersnaam worden genoemd). Amateur-insektenkundige, bekende van Chateau en van Pnin, te gast bij Kukolnikov. Deelt met de schrijver de voornamen en de belangstelling voor vlinders.

Wind, Eric. Psychotherapeut, tweede echtgenoot van Liza, vader van Victor. Verdwijnt naar Ecuador. 


Wind, Victor. Zoon van Eric and Liza Wind, zeer intelligent en zeer beloftevol als kunstenaar.

Wynn, Thomas. Hoofd van de afdeling Ornithologie.


4. De verteller

Zeer vele commenatoren beweren dat men in het laatste hoofdstuk te weten komt dat de verteller van het verhaal het personage "Vladimir Vladimirovitsj N." (zonder familienaam) zou zijn. Dat is uit de tekst niet op te maken. De naam van de verteller wordt geen enkele keer genoemd, en die van "Vladimir Vladimirovitsj N." slechts één keer, in onderdeel V.2. 
Voor Pnin was dit zijn eerste bezoek aan De Dennen, maar ik was er al eerder geweest. Het krioelde er overal van de genaturaliseerde Russen — liberalen en intellectuelen die rond 1920 Rusland hadden verlaten. Je vond ze op ieder gespikkeld plekje schaduw, ze zaten op rustieke bankjes te praten over émigré-schrijvers — Bunin, Aldanov, Sirin; ze lagen in hangmatten, de zondagseditie van een Russischtalige krant over hun gezicht, het traditionele afweermiddel tegen vliegen, ze nipten thee met jam op de veranda; wandelden in de bossen en vroegen zich af of de plaatselijke paddestoelen eetbaar waren.”
 De verteller is dus onder de gasten van De Dennen. De schrijvers waar men het over heeft (Bunin, Aldanov, Sirin) bestaan écht, en Sirin is het pseudoniem van Nabokov zelf.

Konstantin Ivanitsj Chateau (...) had zijn teerbeminde Pnin minstens vijf jaar niet gezien. Ze omarmden elkaar met een warm gebrom van vreugde. Ik moet bekennen dat ik vroeger zelf ook onder de ban van de engelachtige Konstantin Ivanitsj ben gekomen, en wel toen we in de winter van 1935 of 1936 elke dag samen een ochtendwandeling maakten (...) 
De verteller is er bij als Chateau en Pnin elkaar terugzien.

'Jammer dat Vladimir Vladimirovitsj hier niet is,’ merkte Chateau op. ‘Die had ons alles over die betoverende insekten kunnen vertellen.’ ‘Ik heb altijd de indruk gehad dat die entomologie van hem maar aanstellerij was.’ ‘O nee,’ zei Chateau. (...) 
De verteller is er niét bij als Chateau en Pnin —die alleen zijn — dit gesprek hebben; hij verbeeldt zich dit gesprek. 
De twee verbanden tussen de verteller en "Vladimir Vladimirovitsj N" zijn dus:
  1.  beiden zijn aanwezig op De Dennen. 
  2. "Vladimir Vladimirovitsj N." is een amateur-insectenkundige, en de verteller heeft in zijn jeugd ooit een mooie vlinder opgespeld, zoals vermeld wordt in VII.2. 
Dat is alles. Uit deze schaarse gegevens kan men niet besluiten dat beide personages één en hetzelfde zijn.

 
5. De literaire verrassingen


Het boek begint als het schrijfsel van een anonieme "alwetende verteller", die Pnin in de trein ziet zitten maar tegelijk ook de conducteur, vele wagons verder, ziet naderen. Hij kijkt ook in het hoofd van de personages: "Er schoot een vreselijk vermoeden door zijn —Pnins— hoofd". De verteller schrijft dus neer wat hij zich voorstelt.

In I.2 wordt de lezer voor het eerst, maar niet voor het laatst, verrast doordat de verteller plots in eigen naam spreekt, dus niet meer als objectieve kronikeur. Hij schrijft dan neer wat hij zelf waarneemt of denkt.

Ik weet niet of ooit eerder is opgemerkt dat afzonderlijkheid een van de voornaamste kenmerken des levens is. (I.2)

Sommige mensen — en daartoe hoor ik ook — hebben een afschuw van happy endings. (I.3)

Voor Pnin was dit zijn eerste bezoek aan De Dennen, maar ik was er al eerder geweest. (...) Konstantin Ivanitsj Chateau (...) had zijn teerbeminde Pnin minstens vijf jaar niet gezien. Ze omarmden elkaar met een warm gebrom van vreugde. Ik moet bekennen dat ik vroeger zelf ook onder de ban van de engelachtige Konstantin Ivanitsj ben gekomen, en wel toen we in de winter van 1935 of 1936 elke dag samen een ochtendwandeling maakten. (V.2)

— SPOILER ALERT — SPOILER ALERT — SPOILER ALERT — SPOILER ALERT — 

Helemaal verrassend wordt het, als in VII.6 blijkt dat de "ik" zowaar het personage is dat het professoraat in Waindell aanneemt en hiermee het academisch lot van Pnin bezegelt.