In Over Jules Verne (19 februari 1966, Werken IV, p. 582-583) schrijft Bomans o.m.
Wat zulke boeken een extra charme geeft, die het Franse origineel mist, is de gebrekkige vertaling. Ik geloof niet dat de Fransen zoveel plezier als wij beleefd hebben aan bepaalde passages, die door de plechtstatigheid van het negentiende-eeuwse Nederlands een zekere defitigheid kregen, terwijl juist de situatie zelf in hoge mate opwindend was. Zo herinner ik mij een plaatje, waarop twee mannen stonden afgebeeld, van wie de een de ander juist een oorvijg had verstrekt. De man steekt hierop zijn duimen in de knoopsgaatjes van zijn open vest en vraagt dan: ‘Houdt gij dien klap voor ontvangen?’ Dit was het onderschrift. Wie benieuwd was naar het antwoord op deze vraag kon dit in de tekst verderop vinden. Het luidde: ‘Zekerlijk.’ De tekst correspondeerde nooit met de plaatjes, maar was altijd achter of voor. Het verschil bedoeg minstens twintig bladzijden. Zo las men in de tekst, dat Phileas Fogg op de rug van een olifant door een brandend oerwoud reed, maar op de daarbij afgedrukte illustratie was hij in gesprek met een ander droefgeestig heer en het onderschrift luidde: ‘Het strekt mij tot genoegen in u een onkreukbaar man te onderkennen, wiens oogmerken boven elke argwaan verheven zijn.’ Het verband tussen beide gebeurtenissen was raadselachtig, omdat aan een gril van de zetter nooit gedacht werd.
Men nam aan, dat er een relatie was en bekeek het plaatje met ontzag, juist omdat het nergens mee te maken had.
Wat Bomans hier beschrijft heet in de typografie "drijvende afbeeldingen" (in het Engels: floats). Grote afbeeldingen worden namelijk niet afgedrukt op de plaats waar ze logisch thuishoren, maar waar er typografisch ruimte voor is, en dat kan vele bladzijden vroeger of later zijn. Het logisch verband tussen de tekst en de afbeelding wordt dan duidelijk gemaakt door een bijschrift bij de afbeelding. Dat kan een citaat zijn, een verwijzing naar de bladzijde met de tekst of, in wetenschappelijke publicaties, een volgnummer waarnaar in de eigenlijke tekst verwezen wordt. Als het een slordige uitgave betreft, waarin de drukker de verwijzingen achterwege gaat, blijft de lezer natuurlijk een tijdlang in verwarring achter, tot tekst en afbeelding elkaar weer bijgebeend hebben. Dat blijkt Bomans dus voorgehad te hebben, tenminste als we zijn relaas mogen geloven. Nu, dat laatste is bij Bomans maar zelden het geval. Laten we zijn twee voorbeelden eens nader bekijken.
1. Een drijvende stad
De eerste afbeelding komt uit Vernes boek Une ville flottante (1869), in 1873 in Nederlandse vertaling verschenen als Een drijvende stad. Die "drijvende stad" is overigens de kolossale stomer The Great Eastern, waarmee Jules Verne in 1867 ook echt de oceaan overgestoken is. In de Nederlandse vertaling treffen we de volgende afbeelding aan
Celui qui a reçu un soufflet est réputé sans honneur, jusqu'à ce qu'il ait tué son ennemi. (Pascal bediscussieert die —respectabele— mening in o.m. Lettres Provinciales XIII, 1656)
La capitaine Mac Elwin a levé la main sur M. Drake. Votre ami tient le soufflet pour reçu. Il est l'offensé. Il exige une réparation. Il a le choix des armes.Kapitein Mac Elwin heeft de hand tegen den heer Drake opgeheven; uw vriend houdt het er voor, dat hij den klap ontvangen heeft. Hij is dus de beleedigde. Eischt hij nu genoegdoening, dan kan hij de wapens kiezen.
Het strekt mij tot genoegen in u een onkreukbaar man te onderkennen, wiens oogmerken boven elke argwaan verheven zijn.