20 June 2013

De vrijzinnigheid in Vlaanderen (1)


Het Humanistisch Verbond werd in Nederland opgericht in 1946, op initatief van Jaap van Praag, Garmt Stuiveling en Jan Brandt Corstius.

In Vlaanderen zag een gelijknamige vereniging in december 1951 het licht, toen zij in Antwerpen werd gesticht door Karel Cuypers, William De Coster, Ary Delen, Robert Dille, Gaston Bouckaert, Jan Broeckx, Lucien De Coninck, Louis Hebbelynck, Reimond Herreman en Leon Voet. De statuten van de v.z.w. verschenen in het Belgisch Staatsblad (bijlagen) dd. 12.01.1952, nr 31, blz. 12-13, met wijzigingen gepubliceerd dd. 14.2.1959, nr. 581, blz. 221-222 (beide hier).




 










In januari 1956 verscheen het eerste nummer van het maandblad Het Vrije Woord. Aanvankelijk was dit de weerslag van de radiouitzendingen, dan van de uitzendingen op radio én TV, en vanaf nr. 19-20, 15 december 1958, staat er 'orgaan van het Humanistisch Verbond' op. Noch in het het eerste nummer noch in het eerste nummer als officieel 'orgaan' is enige 'princiepsverklaring' aan te treffen. Die heb ik overgenomen (hier de weergave) van een getypt A4-doorslagje, welwillend ter beschikking gesteld door Vrijzinnig Studie-, Archief- en Documentatiecentrum Karel Cuypers (Archieven HV,  documenten Robert Dille). 


Doelstellingen 1950


Als doelstellingen van het HV (wat het 'nastreeft' of 'betracht') worden er twee genoemd. De eerste, een ruime verstandhouding in een gelukkige, harmonische en sociaal evenwichtige samenleving vinden we, anders en korter geformuleerd, ook in het Staatsblad. Deze wollige doelstelling zegt totaal niets zonder de specificatie dat dit doel nagestreefd wordt onafhankelijk van elke politieke en kerkelijke organisatie. Aan de terminologie te zien dachten de initiatiefnemers hierbij aan christelijke kerken en allicht in hoofdzaak aan de katholieke kerk, toentertijd zeer zichtbaar als grote macht in Vlaanderen. De joodse godsdienst zou men immers geen 'kerk' noemen, en in 1950 kon niemand vermoeden (het ís ook hallucinant) dat een primitieve Arabische woestijngodsdienst een factor van betekenis zou zijn in het West-europa van de 21ste eeuw. We zullen de pastoorsversie van 1950 dus maar wat verruimen, en lezen 'onafhankelijk van elke politieke en godsdienstige organisatie'. Deze eerste doelstelling is onmiskenbaar een keuze voor een eigen zuil, a-politiek en a-godsdienstig, in coëxistentie met de bestaande. 

De tweede doelstelling, de erkenning van de waarheid langs de weg van het vrij onderzoek, heeft het Staatsblad niét gehaald. Zij krijgt pas enige specifieke inhoud door het vermelden van de mens als schepper en drager van morele waarden. Het standpunt 'de mens is de schepper van de moraal' is immers a-godsdienstig. (Wat met hen die menen dat de 'menselijke' moraal een overlevingsstrategie binnen de biologische evolutie is?)

Samengevat: een eigen zuil, gebaseerd op een niet-godsdienstige moraal.  


Doelstellingen 1985



Dit boekje (138 bladzijden, uitgeverij Epo, 1987) is een collectief werk, waarvoor 128 'bereidwillige medewerkers', waaronder Jaap Kruithof en Etienne Vermeersch, met name bedankt worden. Het begint met een plechtige Beginselverklaring van het Humanistisch Verbond (aangepast door de Algemene Vergadering in 1985) (hier gereproduceerd). De derde paragraaf ('Het HV richt zijn streven naar') bevat de doelstellingen, drie in getal. Ze zijn zo wollig geformuleerd dat men zich niet kan voorstellen dat iemand er niét zou naar streven. Het Vlaams 'humanisme' is er blijkbaar voor iedereen, en dus voor niemand in het bijzonder. 

De eigen a-politieke a-godsdienstige zuil kan men niet meer als streefdoel onderkennen. Door het 'Cultuurpact' van 1973 was de vrijzinnige levensopvatting immers al een gesubsidieerde zuil gewórden, om niet te zeggen een 'gesteld lichaam', gerecupereerd door het Belgische establishment. De zure opmerking 'dat de vrijzinnig humanistische beweging momenteel noodgedwongen aan de verzuiling moet meedoen' (Humanisme Vandaag, blz. 58) klinkt bepaald eigenaardig, want in 1950 leek men uitgerekend dàt voor te staan.

De officiële opstelling van het vrijzinnig humanisme, zoals die uit de documenten van 1950 en 1985 blijkt, getuigt van een grote fletsheid, en gelijk welke kwezel of geitewollen sok kan de ronkende 'universele' doelstellingen van 1985 onderschrijven. Men vraagt zich af waarom de godsdiensthandboeken van het katholiek middelbaar onderwijs uit de jaren zestig het nodig vonden tegen die welwillende beweging te waarschuwen. 

(Wordt hier vervolgd)