06 May 2013

Bomans en de zoon van Goethe

Bomans heeft een tijdje in Rome gewoond en heeft daar ook de niet-katholieke begraafplaats bezocht. Daarover schrijft hij (heel wat jaartjes later)

August von Goethe ligt op het protestantse kerkhof van Rome met deze woorden boven zijn dode hoofd gebeiteld: Zoon van Goethe. Het staat er wel in het Latijn, maar dat maakt het alleen maar erger. Wie uit een groot man is voortgekomen, behoort tot diens Verzamelde Werken en dient zich als drukwerk te beschouwen. Hij kan zijn persoonlijke tekortkomingen hebben, maar dit zijn slechts zetfouten van een latere editie. Hij kan zelfs zijn persoonlijke kwaliteiten bezitten. Dan is het de geest van zijn voorvader, die doorwerkt in het weerbarstig klei van een onbenul. Wat hij ook doet, hij is altijd de klos.
De titel van het hele bijdrage, waar dit citaat uit komt, is trouwens Filius Goethii, 'zoon van Goethe' in het Latijn. (Werken IV,  blz. 492-494, oorspronkelijk in De Volkskrant, 20 juli 1963).


Vandaag de dag, een halve eeuw later, kan iedereen via Internet een virtueel kijkje ter plaatse gaan nemen, en dan vindt hij dit:



In het Latijn staat er dus:


Goethe de zoon, 
de vader 
voorafgaande, 
is overleden 
op de leeftijd van 40 jaar, 
1830.


De voornaam van de overledene wordt inderdaad niet genoemd, wat Bomans' voornaamste punt was. Maar er staat niet 'zoon van Goethe', enkel 'Goethe junior', en dan nog als stijlfiguur omwille van de tegenstelling zoon/vader in de overlijdens. Wist Bomans dat hij fout citeerde? Misschien niet, maar één ding is zeker: hij zou de 'correctie' verwerpen als zijnde een 'verslechtering'. Zoals hij zelf, op andere plaatsen, fraai geargumenteerd heeft: het gaat niet om wat iemand gezegd hééft, maar wat hij had móeten zeggen. Hier dus: niet wat er stààt, maar wat er had móeten staan. Juist! Wie de moeite doet om het orgineel op te sporen van citaten en bons mots, merkt bijna altijd dat die moeite slecht besteed is: de apokriefe versie, ontstaan na veel schuren en polijsten, is aanzienlijk beter dan de echte!

Overigens schrijft Bomans, net voor hij over Goethe begint: de twee kinderen van Mozart zijn ambtenaar geworden — terecht dus, want wat zo'n kind ook zou doen, 'het is toch zijn vader niet'. Maar Franz Xaver Wolfgang Mozart is wel degelijk, tegen Bomans' goede raad in, componist geworden. Zou Bomans ook hier de feiten een beetje bijgewerkt hebben om zijn verhaal te versterken?