Aflevering 1 van mijn serie over Schoonschrift staat hier.
Inleiding.
Na wat experimenteren met papiersoorten en formaten heb ik gekozen voor steekkaarten Exacompta van formaat A5, met acht regels fine cursive (corps van 2 mm) per kant. Ik gebruik een lichtgevende plaat waarop een sjabloon ligt.
Men deze instellingen vereist het hilarische stuk van Bomans, "De helderziende" uit Kopstukken, acht steekkaarten.
Al schrijvend werd ik mij bewust van enige leemten in mijn normen, met name inzake leestekens, aanhalingstekens en cijfers.
Mijn normen.
Na enig zoeken heb ik mij aangesloten bij de gedetailleerde richtlijnen die vastgelegd zijn door Pierre Meyrat (1862-1931), Professeur à l'École pratique de commerce de Limoges (lees het hier na). Zijn boekje moet verschenen zijn in of kort na 1903, want die datum wordt vermeld in de modelfactuur op blz. 47. Die handleiding moet veel succes gekend hebben, want nog in 1941 werd zij herdrukt, met de modelfactuur aangepast aan de nieuwe datum en de nieuwe prijzen. Wat ik gekocht heb is een herdruk uit 2001 van die editie van 1941.
Meyrat geeft zijn voorbeelden op ware grootte, zodat de fine cursive, ook gedrukt, exact 2 mm hoog is. Voor cijfers en leestekens vond ik aanvullende bronnen nodig, zodat mijn referenties drie in aantal zijn:
[A] Anatole André, Le Live d'Ecriture (hier)
[H] A. Heissat, Mémento Pratique d'Ecriture (hier)
[M] P. Meyrat, Recueil Méthodique de Principes d'Ecriture (versie 1903 hier)
De kleine letters zijn zo goed als gestandaardiseerd, maar voor de hoofdletters is dat minder het geval. Bij Meyrat zien ze er als volgt uit:
Deze hoofdletters bevatten geen hoekige elementen, behalve de toppen van A, M en N. Verder ontleend aan Meyrat:
- geen accenten op hoofdletters [M, p.17]
- haakjes rondom een tekst, zoals (abc), worden geplaatst zoals de kleine letters, en volledig in dunne trek [M, p.41]. Deze kleine haakjes, die maar zo groot zijn als kleine letters, doen wat onwennig aan.
De aanhalingstekens, die ik ontleen aan [A, p.51], zijn elkaars spiegelbeeld en bestaan uit dubbele haakjes à la Meyrat:
Voor een citaat binnen een citaat voorzie ik geen bijzonder symbool. Zelfs in de wiskunde gebruikt men tegenwoordig identieke haakjes: (...(...)...). Als het aantal klopt (evenveel openende als sluitende haakjes) ziet de lezer zelf wel hoe hij moet groeperen.
De cijfers ontleen ik aan aan [H, p.7]
In de geciteerde bronnen heb ik geen voorbeeld van uitroepteken of vraagteken aangetroffen. Elders op het internet vond ik:
Als hoogte daarvan kies ik zelf maar, bij gebrek aan voorbeelden: die van de "t".
Mijn sjabloon.
Mijn sjabloon is gebaseerd op de fine cursive zoals Meyrat ze geeft op blz. 19-20. De letter f is 14mm groot, en de andere hulplijnen, in millimeter gerekend boven het diepste punt van f, zijn als volgt:
***