Voorstel taalhervorming (niet spelling)
- Zwakke en sterke vervoegingen worden gebruikt naar willekeur (b.v. hij werd beneden of hij werd benijd; hij zwemde of hij zwom), behalve voor de volgende limitatieve lijst van werkwoorden: (a) zijn: ik was (b) hebben: ik had (c) gaan: ik ging (enz., expliciet vast te leggen.)
- Niet-onzijdige zelfstandige naamwoorden worden naar willekeur gebruikt als mannelijk of vrouwelijk, behalve (a) vrouwelijke wezens (b.v. koe) en (b) abstracte begrippen (b.v. rechtvaardigheid), die vrouwelijk zijn.
- In de verleden tijd wordt de lettergreep -de ingelast als er zonder die ingreep geen onderscheid zou bestaan met de tegenwoordige tijd. We schrijven dus, zoals Couperus: wij spitten (=we zijn bezig met spitten) maar wij spitteden (=we waren bezig met spitten).
- Eindigt een woord niet op een sisklank, dan wordt de bezitsvorm gevormd door aan het woord toe te voegen: ’s (= accent+s). We schrijven dus, zoals de grote taalkundige Maurits Gysseling deed: Gent’s Geschiedenis en niet "Gents Geschiedenis". Evenzo: moeder’s wil (de wil van moeder), Nederland’s onderwijs (het onderwijs van Nederland), Jan’s boek (het boek van Jan). Voor woorden op een sisklank gebruiken we de omschrijving met zijn of haar, zoals Jens zijn boek en Jans haar boek (het boek van Jens resp. Jans).