04 November 2022

Bridge tot zijn essentie herleid


De regels van het dammen kan men op vijf minuten uitleggen, waarna men aan de slag kan voor zijn eerste partij. Voor schaken volstaat een half uur. Het is mij altijd een raadsel geweest waarom men om te leren bridgen een intimiderende cursus in x lessen met y handboeken nodig zou hebben, en waarom er bridge-leraars bestaan en geen schaak-leraars. Ook vroeg ik mij af hoe lichthoofdige society-figuren het spel konden leren toen er nog geen cursussen bestonden, en hoe studenten het gewoon leerden spelen op café. 

Hierdoor geprikkeld heb ik uit een aantal bronnen, de essentie van het bijkomstige scheidend, de volgende spelregels gedestilleerd.

1. Opstelling

(a) Men speelt met een spel van 52 kaarten.

(b) Er zijn 4 spelers, die 2 stellen van tegenover elkaar zittende partners vormen. 

(c) Elke speler krijgt 13 kaarten. 

(d) Het bieden en het spelen gaat van de ene op de andere over in wijzerzin.

2. Bieden

(a) Een bod bestaat uit het noemen van een cijfer van 1 t/m 7 gevolgd door 

"klaveren", "ruiten", "harten", "schoppen" of "sans atout"

Het cijfer is het aantal slagen boven de 6 dat men, samen met zijn partner, denkt te zullen maken; de toevoeging geeft de troefkleur aan ofwel dat er geen troefkleur is.

(b) Een hoger bod is een bod met ofwel een hoger cijfer ofwel met hetzelfde cijfer maar gevolgd door een toevoeging die in de opsomming hierboven meer naar rechts staat.

(c) Na elk bod doet de volgende speler ofwel een hoger bod ofwel zegt hij "pas".

(d) Het eindbod is een bod waarop de drie overige spelers passen. De leider van de spelronde is de speler die voor de partij die het eindbod doet, het eerst de speelsoort van dat bod heeft genoemd.

3. Spelen

(a) De speler links van de leider komt als eerste uit.

(b) De partner van de leider legt zijn kaarten zichtbaar op tafel. Telkens als hij aan de beurt is zegt zijn partner hem welke kaart hij moet spelen. 

(c) Men moet, indien mogelijk, antwoorden met een kaart van dezelfde kleur. Kan men dat niet, dan moet men een andere kaart leggen, eventueel een troefkaart als men daarvoor kiest.

(d) Wie de hoogste kaart legt van de juiste kleur (met de troefkleur sterker dan de andere kleuren) wint de slag en komt daarna uit.

(e) Als het eindbod gehaald wordt dan wint het stel van de leider, zoniet wint het andere stel.

Men vindt deze regels terug in de eerste vijf minuten van het volgende Engelstalig filmpje (stop maar waar het bijhouden van punten begint):

bridge

De bijhorende (eveneens Engelse) tekst staat hier.

*

Hierna kan men onmiddellijk aan de slag voor een reglementair, maar zeer kinderachtig spelletje kaart, waarbij men de regels chaotisch, zonder enig inzicht of taktiek, toepast — maar dat is ook zo voor dammen-na-vijf-minuten en schaken-na-een-half-uur. De x lessen met y handboeken kan men ongetwijfeld gebruiken als men goed wil leren bridgen. Aan deze doelstelling kan men, net als voor dammen en schaken, een heel mensenleven besteden. Om eens een z.g. bridge-leraar te citeren:

Can you learn how to play bridge in a week?

Sure. There’s a Learn Bridge in a Day program that teaches the basics in about five hours. If you’re willing to dedicate yourself, you could learn the basics in a week. If you’re asking whether you can become a good bridge player in a week, that’s a different question and the answer is, unlikely unless you’ve had a lot of experience in games like Spades or Whist which have similar play mechanics. Basically, Bridge is a game you get to spend your whole life trying to learn. I think it’s like tennis. You can buy a racquet and learn the rules in a few hours so you can say you’ve learned to play tennis… but it takes a huge amount of practice to actually get good. (Rob Preece)

Zeer antipathiek aan het bridgen vind ik de puntentelling, een ingewikkelde boekhouding waarmee het winnen of verliezen kwantitatief wordt vastgelegd. Waarom eigenlijk? In een typische Agatha Christie treft men twee echtparen van stand aan die bij het haardvuur, met het glas in de hand, gezellig zitten te bridgen. Men wint of verliest (en dat hangt sterk af van de kaarten die men toevallig krijgt) en dat is het dan. Niemand denkt eraan de gezelligheid op te offeren aan een competitie van diverse viertallen tegen elkaar. Hier raken wij aan de fundamentele ontsporing van bridge: het is onlosmakelijk verweven geraakt met spelen in competitie. Schaken of dammen doet men voor de gezelligheid, en men laat de competitie over aan de kleine minderheid die daarvoor gewonnen is. Waarom zou dat voor bridgen anders moeten zijn?

4 leuke dames ontspannen aan het bridgen.
(Er is niets voorzien om punten te noteren.)

Ik heb ook begrepen dat het verboden is aan zijn partner méér informatie door te spelen dan kan opgemaakt worden uit de opeenvolgende biedingen. Het officiële wedstrijdreglement (hier) vernoemt als ongeoorloofde informatiekanalen onder meer: een opmerking, vraag, antwoord op een vraag, onmiskenbare aarzeling, ongewone snelheid, bijzondere nadruk, intonatie, gebaar, beweging, hebbelijkheid (wat dat laatste ook mag betekenen). Ook abnormaal lang nadenken blijkt ongeoorloofd te zijn omdat het als signaal kan dienen. Tja. Om dit alles uit te sluiten tussen partners die elkaar aan eenzelfde tafel in de ogen zitten te kijken zou men al zeer draconische maatregelen moeten nemen. (Alleen al door de blik op of neer, naar links of naar rechts te wenden kan men al vier ongeoorloofde signalen geven! door daarbij al dan niet met de ogen te knipperen brengt men dit aantal op acht.) Het sociaal karakter, dat toch eigen is aan kaarten (veel sterker dan bij dammen of schaken) zou hierdoor niet bepaald bevorderd worden. Om het nog eens te zeggen: het moet nog gezellig blijven ook! 

Disclaimer. Het bovenstaande is de mening van een Beothiër, die helemaal niet kan kaarten. 

**

P.S. Ik kan erg genieten van afbeeldingen waarop men vier (4) personen gezellig aan het bridgen ziet. Twee van dat soort afbeeldingen heb ik hierboven al ingelast, en hieronder heeft Hergé zichzelf geschetst.


 Van die leuke sfeer vindt men niets terug in het leven van club-bridgers met hun irriterende competitie-instelling. Onlangs vernam ik dat een bepaalde amateurspeler bovenaan geëindigd was omdat hij zich door zelfstudie al door "Boek 4" gewerkt had. "Boek 4" zowaar! —niet van Euclides met zijn 13 boeken van meetkunde, maar van een of andere professor-in-de-kaartkunde.

 ***

Update 27 oktober 2024.

17 mars.

Le soir on joue au bridge. J'ai toujours eu cette perte de temps en horreur. Pourtant je descends parfois, le moins possible, pour me mêler à un peu de chaleur humaine. Et puis, comme je ne lis pas les journaux, je suis tenu au courant.

Il m'arrive même de faire le quatrième. Je joue comme un pied. Je ne puis pas me faire à ces conventions hypocrites. Ainsi l'annonce Blackwood : sur un appel de 4 sans atout, vous devez dire 5 trèfles si vous n'avez pas d'as, 5 carreaux si vous n'en avez qu'un, 5 cœur si vous en avez deux, etc...

Alors pourquoi ne pas dire: « Combien as-tu d'as ? » puisque tout le monde comprend? 

On me fait passer le livre de Claude Petit, qui a mis en vers la méthode d'Albarran. J'y relève des distiques d'une curieuse poésie involontaire. « Louis XVI et Louis XIX ouvraient d'un sans-atout tout neuf.  » 

Et des allusions osées madame : Ah ! quel bonheur, d'voir une bell'bicolore, ah ! quel plaisir de savoir s'en servir...

Je découvre — c'est peut-être une des leçons du bridge — qu'il ne suffit pas d'être intelligent (toujours modeste), mais qu'il faut un minimum de technique.

(Albert Paraz, Le gala des vaches, Les Éditions de l'Élan 1948, pp. 217-218.)