Pages

23 March 2022

Bomans over Jules Verne

 In Over Jules Verne (19 februari 1966, Werken IV, p. 582-583) schrijft Bomans o.m.

Wat zulke boeken een extra charme geeft, die het Franse origineel mist, is de gebrekkige vertaling. Ik geloof niet dat de Fransen zoveel plezier als wij beleefd hebben aan bepaalde passages, die door de plechtstatigheid van het negentiende-eeuwse Nederlands een zekere defitigheid kregen, terwijl juist de situatie zelf in hoge mate opwindend was. Zo herinner ik mij een plaatje, waarop twee mannen stonden afgebeeld, van wie de een de ander juist een oorvijg had verstrekt. De man steekt hierop zijn duimen in de knoopsgaatjes van zijn open vest en vraagt dan: ‘Houdt gij dien klap voor ontvangen?’ Dit was het onderschrift. Wie benieuwd was naar het antwoord op deze vraag kon dit in de tekst verderop vinden. Het luidde: ‘Zekerlijk.’ De tekst correspondeerde nooit met de plaatjes, maar was altijd achter of voor. Het verschil bedoeg minstens twintig bladzijden. Zo las men in de tekst, dat Phileas Fogg op de rug van een olifant door een brandend oerwoud reed, maar op de daarbij afgedrukte illustratie was hij in gesprek met een ander droefgeestig heer en het onderschrift luidde: ‘Het strekt mij tot genoegen in u een onkreukbaar man te onderkennen, wiens oogmerken boven elke argwaan verheven zijn.’ Het verband tussen beide gebeurtenissen was raadselachtig, omdat aan een gril van de zetter nooit gedacht werd.

Men nam aan, dat er een relatie was en bekeek het plaatje met ontzag, juist omdat het nergens mee te maken had. 

Wat Bomans hier beschrijft heet in de typografie "drijvende afbeeldingen" (in het Engels: floats). Grote afbeeldingen worden namelijk niet afgedrukt op de plaats waar ze logisch thuishoren, maar waar er typografisch ruimte voor is, en dat kan vele bladzijden vroeger of later zijn. Het logisch verband tussen de tekst en de afbeelding wordt dan duidelijk gemaakt door een bijschrift bij de afbeelding. Dat kan een citaat zijn, een verwijzing naar de bladzijde met de tekst of, in wetenschappelijke publicaties, een volgnummer waarnaar in de eigenlijke tekst verwezen wordt. Als het een slordige uitgave betreft, waarin de drukker de verwijzingen achterwege gaat, blijft de lezer natuurlijk een tijdlang in verwarring achter, tot tekst en afbeelding elkaar weer bijgebeend hebben. Dat blijkt Bomans dus voorgehad te hebben, tenminste als we zijn relaas mogen geloven. Nu, dat laatste is bij Bomans maar zelden het geval. Laten we zijn twee voorbeelden eens nader bekijken.


1. Een drijvende stad

De eerste afbeelding komt uit Vernes boek Une ville flottante (1869), in 1873 in Nederlandse vertaling verschenen als Een drijvende stad. Die "drijvende stad" is overigens de kolossale stomer The Great Eastern, waarmee Jules Verne in 1867 ook echt de oceaan overgestoken is. In de Nederlandse vertaling  treffen we de volgende afbeelding aan



 bij de tekst (hier):


Fabian (links) heeft Drake (rechts) een slag willen geven, maar dat is door Corsican (tussen beiden) nog net verhinderd. In de Franse tekst staat bij de illustratie: Tenez-vous ce soufflet pour reçu? Een slag in het gezicht gold als een dodelijke belediging en een uitdaging tot een duel. 
Celui qui a reçu un soufflet est réputé sans honneur, jusqu'à ce qu'il ait tué son ennemi. (Pascal bediscussieert die —respectabele— mening in o.m. Lettres Provinciales XIII, 1656)  
De zin van Fabian betekent dus eigenlijk: "Neemt gij mijn uitdaging aan, alsof mijn slag u getroffen had?" en dat wordt door Drake ook zo begrepen. Hij antwoordt "Ja", en overhandigt zijn kaartje om de praktische modaliteiten voor het duel door de secondanten te laten regelen. In het volgende hoofdstuk  wordt het gebeurde nog eens als volgt samengevat:
La capitaine Mac Elwin a levé la main sur M. Drake. Votre ami tient le soufflet pour reçu. Il est l'offensé. Il exige une réparation. Il a le choix des armes.

Kapitein Mac Elwin heeft de hand tegen den heer Drake opgeheven; uw vriend houdt het er voor, dat hij den klap ontvangen heeft. Hij is dus de beleedigde. Eischt hij nu genoegdoening, dan kan hij de wapens kiezen.
Bomans citeert correct het onderschrift "Houdt gij dien klap voor ontvangen?", maar de rest van zijn beschrijving is niet correct. Het is niet waar dat de een de ander juist een oorvijg had verstrekt, en evenmin dat de verstrekker van die oorvijg zelfvoldaan zijn duimen in de knoopsgaatjes van zijn open vest steekt. Het is integendeel Drake die in zijn binnenzak grijpt om zijn kaartje tevoorschijn te halen. Ook luidt het antwoord van Drake niet Zekerlijk! maar Welzeker! en in het Frans staat er zelfs doodgewoon Oui.


2. De reis om de wereld in tachtig dagen

Voor zijn tweede afbeelding geeft Bomans wat context, en daaruit blijkt dat het om Phileas Fogg gaat, in zijn Reis om de wereld in tachtig dagen (hier). Er is inderdaad een passage waarin Fogg zich per olifant verplaatst (hoewel niet door een brandend oerwoud)



en ook een afbeelding waar hij in gesprek met een ander droefgeestig heer te zien is:




Uit het plaatje en uit het bijhorend onderschrift blijkt dat zij het over een zakhorloge hebben. Bomans heeft op eigen houtje het onderschrift vervangen door 
Het strekt mij tot genoegen in u een onkreukbaar man te onderkennen, wiens oogmerken boven elke argwaan verheven zijn.
Deze al te fraaie archaïsche zin illustreert treffend de plechtstatigheid van het negentiende-eeuwse Nederlands, maar men zoekt hem tevergeefs in de tekst van het boek. Hij is ongetwijfeld door Bomans zelf bedacht.

*









  

21 March 2022

"Le dossier 51" — het boek

 


Het boek (442 bladzijden) verscheen in 1973, en is van de hand van de communistische journalist, schrijver en agitator Gilles Perrault. Het is op het internet aan te treffen in de handige gedaante van een doorzoekbaar pdf-bestand (353 bladzijden), dat men hier kan inkijken.

Centrale figuur is de Franse diplomaat Dominique Auphal, werkzaam in Parijs na vorige posten in Madrid, Stockholm en Rabat (Marokko). Het verhaal komt op gang doordat hij aangesteld wordt in een niet nader genoemd Afrikaans land, waarheen hij vertrekt, later gevolgd door zijn gezinsleden. De geheime dienst van een niet-genoemde vreemde natie, gevestigd op een niet-genoemde plaats, zoekt middelen om hem te chanteren, en verzamelt daartoe zoveel mogelijk gegevens. Via de heen en weer gaande rapporten vernemen we gaandeweg alles over Auphal, zijn verleden, zijn gezin en zijn familie. Uiteindelijk wordt besloten een doorbraak te forceren door gebruik te maken van twee psychologische zwakheden die blootgelegd zijn. De doorbraak slaagt, maar de dag daarop sterft Auphal in een auto-ongeluk, dat waarschijnlijk een zelfmoord is.   

Het boek bestaat uitsluitend uit de ambtelijke rapporten van de vijandige geheime dienst, die lopen van 11/9/1967 tot 23/10/1968. De gebeurtenissen van mei ’68 in Parijs spelen op de achtergrond mee. Ook de dekolonisatie van Algerije (waaraan zowel de auteur als het hoofdpersonage als dienstplichtigen deelgenomen hebben) is nog actief aanwezig in de geesten. 


Personages en operaties


Griekse codenamen. De vijandige organisatie gebruikt codenamen ontleend aan de oudheid. De nieuwe Afrikaanse vestigingsplaats van Auphal wordt “Delphes” genoemd, zijn diplomatieke vestiging aldaar “Parthénon”. De volgende personen/afdelingen van de onbekende spionagedienst worden genoemd: Achille, Alcibiade, Apollon, Charon, Cleitos (een priester), Clio, Démosthène, Doros, Epaminondas, Esculape, Hadès, Hécate, Jupiter, Mars, Ménélas, Mercure, Métion, Minerve, Pâris, Périclès, Pylos, La Pythie, Socrate, Vénus, Vulcain. Binnen de afdelingen zijn de individuen genummerd, en we ontmoeten Esculape 19, Hécate 2 en Minerve 3. Boven allen lijkt te staan de “Authorité Suprême”, die 1 enkele keer genoemd wordt. De motor van de rapportenstroom bestaat uit (in dalende orde van gezag): Jupiter, Minerve en Mercure. Tussen personen en afdelingen, met name tussen Mercure en Minerve, bestaan spanningen en irritaties, die in de rapporten doorsijpelen.

Codenamen van twee cijfers. Personen uit de onmiddellijke omgeving van de diplomaat worden aangeduid met een codenaam bestaande uit twee cijfers. Aldus

51: Domique Auphal 

51 bis: Sarah Roboul, ex-liefje van 51

52: Liliane de Maupertain, vrouw van 51 

52 bis: Philippe Lescarre, minnaar van 52 in Parijs

53: Stéphane “Steff” Auphal, zoontje van 51 en 52

54: Élodie “Lolo” Auphal, dochtertje van 51 en 52 

55: Marguerite “Margot” Marie, werkster in het gezin van 51 en 52  (aanvankelijk onbewuste informante via agent 8956, later betaald) 

56: Sylvie Mouriac, secretaresse van 51 

Personages zonder code.

Jean de Malarielle, voorganger van Auphal

Giuseppe Comi, minnaar van 52 in Rabat

Geneviève de Maupertain, zus van 52

Élisabeth "Lise" Vaneste, vriendin van 56

Monique de Servas, moeder van 51

Valérie Rossignat, studentenliefje van 51.

Codenamen van vier cijfers.  Het “voetvolk” van de geheime dienst heeft codenamen bestaande uit vier cijfers. Als agenten in Parijs worden genoemd: 8016, 8017, 8025, 8047, 8218, 8248, 8271, 8274, 8317, 8425, 8640, 5848, 8872, 8653 (een vrouw), 8956 (verbinding met 55), 8972. In Delphes: 5353 (werkster in de villa van 51 en diens voorganger), 5354 (dochter van 5353, een tijdlang eveneens werkster), 5404, 5420, 5672 (verbinding met 5353 en 5354). Uit andere landen (waaronder Spanje, Marokko, Perzië) worden genoemd: 2429, 2731, 4480, 4923,  6930, 7485, 9000, 9101. Een kort zijspoor, waarin de codenamen Oribase, Xerxès en Cyrus gebruikt worden, verwijst naar activiteiten in Perzië.

Operaties. Achtereenvolgens worden de volgende goed-omlijnde operaties opgezet:

Justine (het overspel van 52 met 52 bis registreren) 
Zéphyr (nagaan welke documenten 51 de donderdagavond thuis afwerkt) 
Jumping (een relatie opbouwen met 52)
Lindbergh (het appartement van de moeder van 51 doorzoeken)
Régis (een stabiele relatie opbouwen tussen 8848 en 51 bis) 
Hyménée (een homosexuele relatie opbouwen met 51)

Los daarvan loopt operatie Feuilles Mortes 51, waarbij alles rond 51 verzameld wordt zonder in zijn actief leven in te grijpen.

*


Het boek is zeer fascinerend door de droge opeenvolging van ineengrijpende rapporten. Hieronder een merkwaardig voorbeeld, bevattende de afmetingen van de duikplank van een bepaald hotel in Rabat in een bepaalde periode.



Er zijn twee langere rapporten: de brief van de moeder van 51 aan haar zoon, bedoeld om na haar dood geopend te worden (maar door operatie Lindbergh voortijdig ingekeken), en de novelle L'Écharde (De splinter) die 51 geschreven heeft als therapie voor de trauma's opgelopen in Algerije. De novelle van 19 bladzijden is zeer goed, en zou men (als het in het Engels was) zeer goed aan Hemingway kunnen toeschrijven.

Het boek is over het algemeen goed gedocumenteerd. Het schilderij Mythoméchanique van Félix Labisse, waar de zieleknijpers van Esculape zo'n ingrijpende Freudiaanse conclusies uit trekken, bestaat echt; zie hieronder.


En Libération-Soir van 9 mei 1945 had inderdaad de kop VICTOIRE TOTALE:



Hier stopt het goede nieuws, want de inbrekers van operatie Lindbergh rapporteren als volgt verder: 
7°) Exemplaire du quotidien « Libération-Soir » daté du mardi 24 avril 1945. En manchette : « LE DRAPEAU ROUGE FLOTTE SUR LA CHANCELLERIE DU REICH »
Hoezo? Ofwel bestaat dit krantenexemplaar echt (en heeft de journalist van toen er met de pet naar gegooid) ofwel hebben de geheimagenten zich erg verkeken op de datum en/of de titel ofwel heeft de auteur de bal buitengewoon misgeslagen. In elk geval, op 24 april 1945 was Hitler nog volop aan het razen in de bunker onder de Rijkskanselarij! Hij stapte uit het leven op 30 april, en de iconische rode vlag werd pas op 2 mei gehesen, en niet op de Rijkskanselarij maar op de Rijksdag


Toen ik die valse informatie las dacht ik een ogenblik dat de auteur mij later zou reveleren dat hij daarmee een verborgen bedoeling had gehad. Dat was het geval geweest met Hubert Lampo, in De komst van Joachim Stiller. Ik had een foutief gedateerde astronomische ontdekking al driftig aangestreept toen later bleek dat het een Diepzinnige Boodschap was geweest. Hier heb ik die dubbele bodem in elk geval niet kunnen ontdekken. Gilles?

Nog enige kleinere zwakheden, van het soort dat op IMDB character error heet. 

À la suite de cette enquête, 8653 a appelé Annie Roldoire au téléphone en se présentant comme une amie de 52, chargée par celle-ci d’informer Mme Roldoire de son départ pour Delphes et de lui donner sa nouvelle adresse. Mme Roldoire a paru surprise de cette attention
Agente 8653 heeft dus voorgewend dat 52 haar gevraagd had om aan Annie Roldoire haar nieuw adres door te geven. Die laatste valt uit de lucht, en als zij in haar blijdschap contact opnam met 52 (waarvan zij het adres gekregen heeft) dan zou agente 8653 onmiddellijk door de mand vallen!
Je vous l’ai racontée parce que vous m’avez demandé ce que je savais de lui. Cela ne signifie pas que votre protégée sera en danger spirituel dans son foyer. Je suis très heureux en tout cas que Dominique se soit souvenu de moi et qu’il vous ait cité mon nom. Cela prouve que l’empreinte de nos rapports ne s’est pas complètement effacée et c’est finalement réconfortant.
Agent Cleitos (een priester, of zich als zodanig voordoend) heeft dus beweerd dat Auphal de naam van de briefschrijver heeft laten vallen. Ook deze viel uit de lucht, en ook hier had 1 blij telefoontje volstaan om het bedrog bloot te leggen.
Alors il m’écrivait. Je ne songeais même pas à cacher ses lettres. Est-ce en les lisant que mon mari a eu la révélation de son appartenance à la Résistance ? C’est probable. Je n’en ai jamais eu la certitude. J’ai eu peur de le questionner. On ne m’aurait d’ailleurs pas répondu.

Niet zeer waarschijnlijk toch, dat een doorwinterde verzetsman in bezet Frankrijk brieven zou schrijven waaruit zijn activiteit zou op te maken zijn!


*

UPDATE. De gelijknamige film uit 1978 is slaapverwekkend saai. Ik ben er in het midden mee gestopt. Iemand die het boek niet gelezen heeft stopt er waarschijnlijk mee na 5 minuten.










18 March 2022

Schmalzigaug rechtgezet

Het KMSKA (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen) geeft een blits magazine uit, genaamd Zaal Z, en in maart 2022 kreeg ik daarin een culturele schok te verwerken. Het schilderij Snelheid van Jules Schmalzigaug, uit 1914, was vakkundig gerestaureerd, en daarbij was aan het licht gekomen dat het werk al die tijd ondersteboven gehangen had. Op de achterkant had de restauratrice een etiket aangetroffen dat ondersteboven geplakt was, en bovendien had zij van de originele verf druipsporen gevonden die naar boven liepen. (Lees het hele artikel hier na.) Geen twijfel mogelijk dus, al de kunstliefhebbers en exegeten hadden eigenlijk op hun hoofd moeten staan om het werk te ervaren zoals het door de kunstenaar bedoeld was. Ik geef hieronder de beide versies weer, en laat u maar zelf uitvinden wat de 'goede' en de 'slechte' oriëntatie is. 







Het is klaarblijkelijk een abstract werk, en het maakt eigenlijk niet uit hoe men het presenteert; de ene waarnemer zal het 'zus' beter vinden, de andere 'zo'. Het is zelfs mogelijk dat de schilder zelf het achteraf, toen het af was, beter vond als hij het omdraaide. Het gegniffel dat op de sociale media te horen viel bij de inversie van de Snelheid is dus eigenlijk maar goedkope tooghumor, maar vind ik niettemin een volkomen gezonde reactie. Een bulderende lach is wel het minste dat 'de mensen' mogen terugkrijgen voor het vele belastinggeld dat de overheid oversluist naar 'actuele kunst' die voor het overgrote deel gewoon boerenbedrog is: waardeloze troep opgeklopt met veel ronkende quasi-intellectuele zever. Ik beweer niet dat Schmalzigaug daaronder valt; voor echte voorbeelden leze men Jan Hoet en de transsubstantiatie. De geestelijke bevrijding uit deze waanzin zal pas een feit zijn als het gelach en gejoel opstijgend uit het SMAK (Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, Gent) tot op straat te horen zal zijn. Allen daarheen!

  



11 March 2022

Io, gaudeamus, hoedje van papier!

Io vivat


Het bekendste studentenlied ter wereld is Gaudeamus igitur, maar in de Lage Landen heeft Io vivat! de hoogste status. In het gedicht Drie studentjes (1853) vernoemt François Haverschmidt alias Piet Paaltjens "het godlijk Iö vivat" en "'t heilig Nostrorum sanitas", en hij beëindigt zijn gedicht met: 't heilig Iö vivat. 



(Men schreef in het Nederlands puntjes op de "o" om duidelijk te maken dat de uitspraak niet "jo" is, maar "ie-jo".) De oudste attestatie van de melodie (zonder naam) dateert van 1790, en kan ik hieronder weergeven dankzij de welwillendheid van de Nederlandse Liederenbank.



De oudste versie van de tekst is te vinden in Groninger Studentenliederen verzameld in 1816 (hier), waar Iö vivat als eerste lied prijkt. (Dezelfde tekst in Studenten-Zangen, Leiden, 1822, hier.Hieronder links de eerste strofe.


Aanvankelijk bestond de tekst uit 3 strofen van elk 12 korte regels (hierboven links). Maar al zeer snel zijn versies ontstaan van 6 strofen van elk 6 regels, door de herhaling van het begin weg te laten en daarmee een nieuwe strofe te beginnen (hierboven rechts). Dit is een aanzienlijke verbetering, die de standaard geworden en gebleven is.

In elk geval, de melodie van 1790 bevat nog de herhaling. De eerste strofe was in 1816 dus: 



 en zo klinkt het: 


Het lied was zeker al eerder bekend. In 1814 kwam onder de Groningse Jubelzangen (hier), ook als eerste lied gerangschikt, al een Nederlands lied met de Latijnse beginwoorden Iö vivat! Iö vivat! voor, en als zangwijze werd toen opgegeven: Iö vivat! In 1821 publiceerde de destijds befaamde dichter Hajo Spandaw een gedicht (hier) genaamd Bij het plechtig herdenken van onze academietijd, dat begint met 
Iö vivat! Iö vivat!
Zoo juicht Minerva's koor! 
En wij — we zingen Iö! na, 
En vivat Academia!
De tekst lijkt te suggereren dat de feestvierders in 1821 het Iö Vivat en het Gaudeamus (waarin Vivat Academia! voorkomt) nogmaals zingen zoals toen, en, zoals de dichter in een voetnoot toelicht, zij waren gelijktijdig student "ongeveer vijfentwintig jaar geleden". Dat klopt, want Spandaw studeerde in Groningen van 1795 tot 1799. Het Iö vivat! moet toen dus al zijn sacrale status gehad hebben.


De tekst

De tekst, in houterig potjeslatijn, heeft bij nader toezien iets eigenaardigs. Het Latijns woordenboek leert dat "io!" een uitroep van vreugde of van smart is; gecombineerd met "vivat!" betekent "io vivat!" dus: "Hoera! hij/zij/het leve!". In 1650 (hier) wordt de Oostenrijkse aartshertog Ferdinand als een Romeinse triomfator toegejuicht met Vivat! Io Vivat! 


en in 1766 (hier) krijgt stadhouder Willem V niet minder dan drie jubelkreten toebedeeld: Hoch!, Vivat en Io! Io!, dit laatste met een toelichting, wat erop wijst dat niet iedereen toen geacht werd dit zonder meer te begrijpen. De voetnoot verwijst naar een ode van Horatius, waarin de uitroep Io Triumphe! aangehaald wordt als typisch voor een triomftocht. Ook in Nederlandse teksten treft men "Iö triomf" vaak in die context aan. In 1830 werd van Iö vivat! een contrafact gemaakt voor vrijmetselaarsgebruik (hier), en daar is de aanhef 


Dit is zinvol, omdat het voorwerp van de toejuiching duidelijk is en zelfs genoemd wordt. Maar wie of wat is "x" als een drinklied losbarst met "Hoera! leve x! Op onze gezondheid!"? In het Gaudeamus treft men Vivat Academia! aan, maar in het Iö vivat zoekt men tevergeefs naar de/het gefêteerde.  


Een dwaalspoor: het scholierenlied A a a valete studia

In 1881 heeft de Nederlandse musicoloog Land (hier) verdedigd dat Io vivat! afgeleid is van een ouder Latijns lied, namelijk A a a valete studia.  Erg opvallend kan de gelijkenis toch niet zijn, want in 1848 gaf de Belgische musicioloog François-Auguste Snellaert het liedboek van J.F. Willems uit, en daarin vernoemt hij beide liederen in één adem zonder enig verband te suggeren. Hij gaf bij A a a valete studia namelijk de volgende toelichting (hier) :


Sedert de tijd van Gevaert hebben de Latijnse scholieren het lied verleerd, want ik kende het helemaal niet. Dit is de strofe op o:


 en de melodie is als volgt:


Ik herken daarin niets van Io vivat! maar wel een flinke flard van het kinderliedje Hoedje van papier. Vervang gewoon Repleatur denuo, nummi sunt in sacculo (hij worde opnieuw gevuld, het geld is in de beurs) door Als het hoedje dan niet past, zet het in de glazen kast!

Gevaert kan gelijk hebben met zijn bewering dat het lied middeleeuws is, en afkomstig uit Leuven, maar enig bewijs daarvoor is er niet. Men vindt integendeel (zie b.v. hier) dat dit klinkerlied in heel West- en Noord-Europa aangetroffen wordt, met Latijnse en met inheemse tekst, als kerst-, liefdes-, kinder-, scholieren- en drinklied, obscene Latijnse versies inbegrepen. Het kenmerk van een klinkerlied is, dat men elk van de opeenvolgende klinkers aandoet, die dan het eerste rijm van de strofe bepaalt. Het schema van de lettergrepen is dus voor de eerste strofe:
a, a, a, 1, 2, 3, 4, 5, a
1, 2, 3, 4, 5, 6, x
1, 2, 3, 4, 5, 6, x
(herhaling van eerste regel)
Doorgaans zijn er dus vijf strofen, maar in talen met méér klinkers kunnen er ook meer strofen zijn, in het Nederlands bijvoorbeeld op y en in het Deens op ø. Zo vinden we bij Willems (hier), na vijf Latijnse strofen, nog een Nederlandse zesde strofe die begint met
y, y, y, kom schenk en drink met my.
Tot de oudere attestaties van dit klinkerlied in ons taalgebied behoren:

a, a, a, mijn lief Clorenia 
(Nederlands minnelied, in: Het Groot Hoorns Liedboek, ca. 1710)

a, a, a, hic cito pocula 
(Latijns drinklied met titel Bacchus' Lof, hier blz.40, ca. 1745)

De Duitse jezuïet Anton Claus schreef Latijns schooltheater en publiceerde in 1750 Exercitationes theatrales. In het tweede deel (hier, p. 221-222) zingen de protagonisten van het toneelstuk het Latijns klinkerlied, beginnend met 
a, a, a, Procul Rhetorica!
Op attestaties van de beginregel 
a a a, valete studia
(adieu, studies!)

is het nog ongeveer een eeuw wachten. In The Metropolitan Magazine van 1838 (hier) komt een verhaal voor waarin uit gezelligheid vier Latijnse strofen gezongen worden, de eerste beginnend met a, a, a, Valete Studia. Het lied wordt er omschreven als "college chanson à boire" (p.278) en "Jean van Decuyper's college alphabet" (p.282). Over dat personage vernemen we verder niets meer, maar de auteur bedoelde klaarblijkelijk hem een typisch Belgische naam te geven. (De naam "van Decuyper" bestaat in het echt natuurlijk net zomin als "Vanderdendur" uit Voltaire's Candide.) 

Een internet-zoektocht naar "Fribourg" en "Valete studia" levert vele treffers op, beginnend in 1839, waaruit blijkt dat in Freiburg (Zwitserland) de leerlingen van een jezuïetencollege hun schooljaar afsluiten met een optocht door de stad, waarbij a, a, a, Valete Studia gezongen wordt, gevolgd door andere strofen. Het gebeuren héét daar ook gewoon Valete Studia (adieu, studies!), en er zijn sporen van tot in de jaren 1970. 

Alles bij elkaar genomen lijkt  a, a, a, Valete Studia dus eerder een scholieren- dan een studentenlied te zijn, meer bepaald verbonden met het einde van het schooljaar en het begin van de vakantie. Het heet bij Willems dan ook Vacantie-lied.

De melodie van het klinkerlied is minder gedocumenteerd dan de tekst, en Willems (1848) is de oudste combinatie van tekst+muziek die ik kon vinden. Bolte (hier, p.238) geeft ook nog een andere melodie "die al in de 16de eeuw bekend was", namelijk:



en hierin herkent men... Ah, vous-dirai je, maman! 

Om op Gevaert terug te keren: het is natuurlijk niet uitgesloten dat het internationaal rondzwervend lied via Leuven in Groningen geraakt is, maar dat lijkt toch niet erg waarschijnlijk. De zin nil est in poculo, repleatur denuo (er is niets in de beker, hij worde opnieuw gevuld) komt zowel in A, a, a, Valete Studia als in Io vivat! voor, maar dat bewijst niets, want die zin staat ook in Bacchus' Lof uit 1745, dat is ongeveer een eeuw vóór de eerste attestatie van valete studia. In elk geval, toen de Leidense studenten in 1830 tegen de Belgen optrokken maakten zij (zie hier) een fraai patriottisch amalgaam: 

Io vivat! Io vivat! 
 Valete studia! (etc.)

niet omdat het academiejaar erop zat, maar omdat zij hun studie onderbraken voor de veldtocht. Dit valete studia is overigens de oudste attestatie van die woorden in een lied; in het klinkerlied a a a vinden we ze  pas in 1838. 
 
*