Pages

24 March 2020

Pérez-Reverte — Het paneel van Vlaanderen

Voor de derde keer gelezen, dit keer grondig(er):


Arturo Pérez-Reverte,
Het paneel van Vlaanderen, de Prom 1993
(oorspronkelijk La tabla de Flandes, 1990)



1. De personages
met de bladzijden waar ze voor het eerst opduiken. 
(De belangrijke personages onderstreept.)

7: Julia. Restauratrice van schilderijen, bevriend met César en met Menchu. Ex-studente en ex-liefje van Álvaro.
10: César Ortiz de Pozas. Homoseksuele antiquair, eind de vijftig, vriend en beschermer van Julia. Betrokken in dubieuze transacties met Feijoo en met Montegrifo.
14: Menchu Roch. Galeriehoudster, overjarige mannenverslindster, verslaafd aan cocaïne, bevriend met Julia.
16: Max(imo) Oldemilla Sánchez. Laatste liefje van Menchu.
19: Manuel Belmonte. Bejaarde en gehandicapte musicus, eigenaar van het schilderij.
20: Álvaro Ortega. Professor in de kunstgeschiedenis, ex-minnaar van ex-studente Julia.
52: Paco Montegrifo. Directeur van veilinghuis, betrokken in dubieuze transacties van César.
55: Ana Moncada. Overleden vrouw van Manuel Belmonte.
55: García Pontejos. Militair, later minister, die ooit een schilderij van Manuel Belmonte gekocht heeft.
56: Luis Moncada. Voorvader van Ana Moncada die het schilderij als oorlogsbuit verkregen heeft.
57: Primo de Rivera. Vriend van de familie Moncada, dankzij wie het schilderij in de familie terugkeert.
57: Lola Belmonte. Nicht van Manuel Belmonte en verdienstelijke schaakster.
58: Alfonso Lapeña. Man van Lola Belmonte.
82: Cifuentes. Directeur van schaakclub Capablanca.
89: Muños. Beste schaker van schaakclub Capablanca.
102: Casimiro Feijoo. Politieman, ook betrokken in dubieuze transacties van César.
147: Sergio: liefje van César, tevens kunstschilder.
267: Esteban Cano. Vriend van Manuel Belmonte.
267: Pepín Pérez Giménez. Vriend van Manuel Belmonte.
372: Demetrius Ziegler. Zwitsers advocaat en vriend van César.

2. Het verhaal

Het verhaal begint ermee dat Julia Het schaakspel moet restaureren, een 15de-eeuws paneel van de Vlaamse meester Pieter van Huys, voorstellende twee mannen die zitten te schaken met op de achtergrond een lezende vrouw in het zwart. (Alle gegevens rond het paneel zijn fictief. Er heeft wel een schilder Pieter Huys bestaan, maar die leefde een eeuw later en werkte in een geheel andere stijl. Ook het hertogdom Ostenburg en de 'historische' personages Ferdinand Altenhoffen, Beatrix van Bourgondië en Roger d'Arras zijn fictief.) Een röntgenopname brengt een overschilderde Latijnse inscriptie aan het licht, die letterlijk betekent: wie doodde de ridder, maar in schaaktermen: wie sloeg het paard. (De afbeelding hieronder is in verschillende opzichten niet conform de beschrijving in het boek. De vloer, bijvoorbeeld, moet uit zwarte en witte tegels bestaan, als tegenhanger van het schaakbord.)



De getalenteerde schaker Muños slaagt erin, uitgaande van de positie op het schilderij, de twee voorafgaande zetten te reconstrueren. Hieronder de positie op het schilderij (p03) en de gereconstrueerde twee voorafgaande posities (p01, p02).


Het is dus, schaaktechnisch, de zwarte dame die het paard sloeg. Op die manier heeft de schilder ook de historische werkelijkheid duidelijk gemaakt: Roger d'Arras (de schakende ridder) is vermoord door toedoen van hertogin Beatrix (de dame in het zwart).

Hiermee is de achterwaartse schaakpartij ten einde, maar vreemd genoeg loopt de partij verder vanaf de positie op het paneel (p03). Een onbekende schaker bezorgt het drietal Julia-César-Muños getypte kaartjes waarop zetten voor wit gesuggereerd worden, en antwoordt zelf met zwart. Alles bij elkaar ontwikkelt zich op die manier een partij die, uitgaande van positie 01 hierboven, uit 23 zetten bestaat en eindigt met "zwart geeft op". Hieronder de opeenvolgende zetten, telkens gevolgd door de positie die bereikt wordt. De posities p01 en p02 zijn gereconstrueerd, p03 is de positie op het paneel, p04 t.e.m. p46 zijn de daarop volgende posities.


Dit is de film van de 23 zetten:


en in deze pdf zijn de 46 opeenvolgende posities als één reeks te doorlopen, voor- en achteruit; het paginanummer is tevens het nummer van de positie.

De zwarte dame slaat alles bij elkaar 3 witte stukken, en daarbij vallen ook echte slachtoffers onder de moordende hand van de onbekende zwartspeler. Het eerste slachtoffer is Álvaro, thuis vermoord aangetroffen in zijn douchecel; op het schaakbord moet hij dus het geslagen witte paard zijn. Als tweede sneuvelt de witte toren Menchu Roch, in het appartement van Julia (het Spaanse 'roch' is de schaakterm voor 'toren'). Bij die gelegenheid blijkt het schilderij ook gestolen te zijn, en Menchu's vriend Max is op de vlucht. Ook het tweede witte paard wordt geslagen maar Muños, die hiermee bedoeld is, geniet uitstel van executie. De witte loper blijkt César te zijn, en de witte dame, die op geen enkel moment geslagen wordt hoewel dat een paar keer voor de hand zou liggen, is natuurlijk Julia. In zet 14 wordt de zwarte dame uiteindelijk door de witte loper uitgeschakeld.

Het boek is totaal oorspronkelijk door de interactie van een schaakpartij met de werkelijke wereld, en dat op een dubbele manier: enerzijds een moord in de 15de eeuw en anderzijds twee moorden in het heden. Bij deze (derde) lectuur van het boek heb ik dan ook alle moeite genomen om de schaakaspecten helemaal te verstaan. Ik heb niet kunnen vinden of de auteur zich hier heeft laten adviseren, en zo ja door wie. In elk geval zit het goed in elkaar. Ook voor de kunstmatige kantjes (waarom gebeurt nu niet dié voor die hand liggende zet?) blijkt achteraf wel een verklaring te vinden in de 'echte' toestand waarvan de schaakstukken maar de weerspiegeling zijn. De boeiendste persoonlijkheid vond ik dan ook de slome Muños, een onverbiddelijk logisch vorderende Hercule Poirot in de slonzige gedaante van Colombo. Hij vertelt zinnige dingen over het schaakspel, o.m. dat grote spelers een eigen persoonlijke stijl hebben. (De enkele zetten van één partij volstaan natuurlijk niet om er de persoonlijkheid van de speler in te zien.) Ik vond ook wel iets in de bewering dat lopers op een typisch vrouwelijke manier over het bord bewegen. In vergelijking daarmee zou ik inderdaad paarden typisch 'mannelijk' noemen.

Het boek is dus hoogst origineel, maar ik kan het met de beste wil geen goede roman vinden. De relaties tussen de personages zijn zeer onaannemelijk, die van Julia met César al evenzeer als die van Julia met Menchu. (Deze laatste is nauwelijks méér dan een bordkartonnen karikatuur.) Ook de pogingen om filosofische diepgang te suggereren (diverse spiegels, diverse niveau's e.d.) liggen er zeer kunstmatig bovenop, en een schema als dit (blz.209)


betekent volgens mij helemaal niets. Hetzelfde met de zeer nadrukkelijk aangebrachte symboliek: een gezicht half in het duister, waarbij het de verlichte kant is die aangesproken wordt, maar de duistere kant die antwoordt. Heeft u 'em? (blz. 364) In vergelijking daarmee is de onvermijdelijke gulden-snede-zever nog behoorlijk onschuldig. We vernemen van een hoofd dat zich precies bevindt op
...het snijpunt van de lijnen die in de schilderkunst de Gulden Snede vormen, de compositie die de klassieke schilders al vanaf de tijden van Vitruvius als voorbeeld gebruikten om de figuren van een schilderij evenwicht te verlenen (blz. 39)
Nu, de gulden snede komt bij Vitruvius niet voor, en bij de 'klassieke schilders' evenmin. En dat een hoofd (van een zekere omvang) zich op een perfect gedefinieerd irrationaal punt zou bevinden is totaal onmogelijk.

Het boek zou ook een derde korter worden mochten alle rook-operaties (aansteken, inhaleren, doven, aanbieden, uitkiezen, nemen, uitblazen, enz.) geschrapt worden; toen ik er begon op te letten vond ik het echt irriterend. Alle personages zijn verslaafde rokers, en dat is allicht ook voor de auteur het geval. Als oorlogsverslaggever kon hij zijn nicotineshots in elk geval niet missen.



Tot slot: het boek is, afgezien van de originele schaakcontext, ook een gewone whodunnit met een onbekende moordenaar die door een speurneus ontmaskerd wordt. De uiteindelijke ontknoping (zie hieronder) lijkt nog het best op een scenario van Agatha Christie: totaal onwaarschijnlijk.


3. Het lineaire verhaal 
(***SPOILER ALERT***)

César heeft in zijn jeugd een schaaktrauma opgelopen doordat hij, met zijn geraffineerd spel, een finale verloor tegen een ongeïnspireerde op veilig spelende tegenstander. Het schilderij met het schaakspel roept in hem oude trauma's wakker. Hij zoekt een waardige tegenstander, en vindt die in Muños. Om Muños het hoofd te bieden gebruikt hij wel een schaakcomputer. Waarom hij Álvaro en dan Menchu eigenlijk vermoordt, dat wordt in het boek, ondanks enig psychologisch gedaas, niet aannemelijk gemaakt. Evenmin waarom hij zijn geliefde beschermelinge Julia psychologisch zo foltert en de stuipen op het lijf jaagt. Hij wil haar immers nooit echt enig kwaad doen — in het schaakspel: de zwarte dame slaat de witte dame nooit, hoewel dat een paar keer voor de hand ligt. Op het bord is hij zowel de boosaardige zwarte dame als de witte loper (raadsheer van de witte koningin), en dat de witte loper de zwarte dame uitschakelt is dus een schaaktechnische zelfmoord. Uiteindelijk pleegt César (die AIDS in een vergevorderd stadium heeft) dan ook in het echt zelfmoord met vergif. In het boek speelt ook een blondine-met-zonnebril mee aan de zijde van de bozen. In werkelijkheid is het César, gladgeschoren, geschminkt en met een pruik op! Op een bepaald moment moet hij vliegensvlug in en uit zijn pruiken vliegen om beide rollen ongeveer simultaan te kunnen spelen. Ik zei het al: Agatha Christie op haar slechtst. Ook schedels inslaan m.b.v. zware asbakken, of dodelijke keelslagen toedienen, is niet echt wat men zou verwachten van een gemaniëreerde homofiele antiquair van ver in de vijftig. Zo'n man zou doden op zijn Florentijns, met een rapier of met een zijden sjaal. Character error heet dat in filmtermen.

Als Menchu vermoord wordt, wordt tegelijk ook het schilderij gestolen. Menchu en Max hadden namelijk het volgende (waanzinnige) plan bedacht: Max verdwijnt met het paneel, Menchu steekt het appartement van Julia in brand, laat zich in extremis redden, maar pas als het paneel zogezegd niet meer te redden is, en verondersteld zal worden eerbaar te zijn verkoold i.p.v. doodgewoon gestolen. (Fraaie vriendin, overigens.) Helaas, als Max de deur uit is belt César-met-blonde-pruik aan, wordt door Menchu binnengelaten omdat — vergezocht toeval à la Agatha C— de deur geen kijkoog heeft en zij dus louter op de stem afgaat, zij legt het loodje en hij verdwijnt met het schilderij dat al ingepakt klaarlag. Hij brengt het in een Zwitserse kluis onder, en voorziet dat Julia het na verloop van tijd te gelde zal kunnen maken. Volgen nog verzegelde enveloppes, geheime rekeningen enzovoort, met inbegrip van een behoorlijke commissie voor de schrandere Muños. Van die dingen dus!