Pages

18 August 2018

Een bladzijde Bomans — Gods ondoorgrondelijke wegen

In de kou. Godfried Bomans en Michel van der Plas over hun roomse jeugd en hoe het hun verder verging. Negende druk, 1972, pp.77-79


*

B.  Ik zei je al, dat ik ook voorzitter van de missieclub was, maar daar viel niet veel aan te beleven, want de augustijnen hadden alleen een post in Bolivia. Dat lag zo ver dat we zelfs geen hoop hadden om te controleren of dat wel waar was. Maar goed, daar gingen dan af en toe wel jonge augustijnen naar toe. En ik herinner me nog goed—het is een heel gek verhaal—dat we allemaal moesten sparen, want er was weer zo'n edelmoedige jongeling, ditmaal van arme doch oppassende ouders uit de Beemster en die zou erheen. Maar die ouders konden dat niet betalen en de orde deed dat blijkbaar niet. Toen moest de school hem adopteren en dat deden we door de loden capsules van wijnflessen te sparen en het zilverpapier van kwattarepen te verwijderen. Er stond een grote ton onder aan de trap en daar gooiden we dat allemaal in. Ook postzegels waren welkom, gewoon gebruikte, die je van de enveloppes afweekte. Ik heb nooit begrepen hoe dat de missie vooruit kon helpen, en het is ons ook nooit uitgelegd, maar dat hebben we jaren volgehouden en die pater was dan eindelijk rijp.

Die is toen afgereisd met ondergoed van ons en een habijt van ons, en zakgeld van ons, en de hele school was koortsachtig opgewonden, want er ging nu iemand op onze kosten de heidenen bekeren. En die boot komt in Zuid-Amerika aan, ergens in een heel klein haventje, want het moest allemaal op een koopje gaan, er wordt een plank uitgelegd en met die twee koffers, links en rechts, blij over die plank voortstappend is hij toen uitgegleden en in dat hele kleine haventje verdronken. Weg al onze postzegels, want hij zonk als een baksteen. De oorzaak hiervan was, dat hij gehoord had dat die heidenen daar zo verschrikkelijk stalen en daarom had hij die twee koffers met leren riempjes aan zijn polsen vastgemaakt, dus nog een keer bovenkomen was er niet bij.

Rector Vlaar stond nu voor de bovenmenselijke taak die afgang op waardige wijze aan ons mede te delen. De school werd op de cour verzameld, de rector besteeg het bordes en zei met zachte stem, dat pater Remigius op de drempel van zijn reusachtige opdracht plotseling ontslapen was. Op heldhaftige wijze was hij ten onder gegaan. Er ontstond een stilte. Toen vroegen een paar scholieren aarzelend: hoe? Rector Vlaar dorst dat niet goed te zeggen, want pater Remigius had nog niet eens het vasteland betreden, laat staan een heiden bekeerd, maar hij moest wel en hij legde toen uit, dat de pater door Gods onnaspeurlijke raadsbesluiten van de plank gegleden en in het water gevallen was en op die wijze zacht, kalm en vol berusting de eeuwige zielerust was ingegaan. Hij verpakte het zo, dat er geen gelach ontstond.

P. Een niet geringe prestatie ...

B. Toen keerde hij zich om en ging waardig naar binnen. De school verspreidde zich over de cour, helemaal verslagen, en opeens zag ik iedereen schuin tegen allerlei bomen staan, huilend van het lachen... Er was even tijd nodig geweest om die clericale verpakking los te wikkelen en te kijken wat erin zat. Het bleek toen dat hij gewoon van de loopplank naar beneden gelazerd en verzopen was. Het overhouden van die kern sloeg een massale hysterie los.

*