Pages

15 June 2018

Het Swinburne-octaaf

In mijn koor leerde ik een vierstemmig lied kennen dat een Nederlandse versie bleek te zijn van Wie soll ich dich empfangen, verschenen in 1653. De muziek is van Johann Crüger, en de tekst van Paul Gerhardt begint met de strofe
Wie soll ich dich empfangen
und wie begegn' ich dir,
o aller Welt Verlangen,
o meiner Seelen Zier?
O Jesu, Jesu, setze
mir selbst die Fackel bei,
damit, was dich ergötze,
mir kund und wissend sei.
Men kan diezelfde melodie natuurlijk ook op andere teksten zingen, en verschillende bestaande liedteksten lenen zich daartoe. Laten wij het rijmschema van dichterbij bekijken.
De bovenstaande strofe is een octaaf van acht regels en, zoals men aan de muziek hoort, niet gewoon twee kwatrijnen van vier. Ik vond dit stramien niet terug in Rijmwijzer van Jaap Bakker, evenmin in Versvormen van Drs. P, maar uiteindelijk wel op Poetry Forms, onder de naam Swinburne Cross-Rhyme Octave. Het specifieke gedicht van Algernon Swinburne waar de naam aan ontleend is heet Rococo (1866) en begint als volgt
Take hands and part with laughter;
    Touch lips and part with tears;
Once more and no more after,
    Whatever comes with years.
We twain shall not remeasure
    The ways that left us twain;
Nor crush the lees of pleasure
    From sanguine grapes of pain.
De kenmerken van het Swinburne Kruisrijmend Octaaf zijn: 
  • vorm: twee kwatrijnen van elk 7/6/7/6 lettergrepen
  • metrum: jambische trimeters, met de oneven genummerde regels vrouwelijk rijmend
  • rijmschema: ababcdcd (of abababab, maar dat is blijkbaar zeer zeldzaam)
Kruisrijm is natuurlijk het type abab, vrouwelijk rijm is een eindrijm waarbij de versregel eindigt op de rijmende lettergreep, gevolgd door een toonloze lettergreep (emp-FAN-gen/ver-LAN-gen), en een jambe is in de moderne opvatting een versvoet bestaande uit een onbeklemtoonde lettergreep gevolgd door een beklemtoonde (take HANDS/touch LIPS). Trimeter ofte drievoet betekent dat elk vers bestaat uit drie van die jamben (plus nog een toonloos extraatje in de vrouwelijke rijmen).

In het Nederlands zouden wij gevoeglijk van Wilhelmus-octaaf kunnen spreken, want tel de beklemtoonde en onbeklemtoonde, mannelijke en vrouwelijke rijmen maar na in (bijvoorbeeld) deze laatste strofe: 
Voor Godt wil ick belijden
End sijner grooter macht,
Dat ick tot gheenen tijden
Den Coninck heb veracht:
Dan dat ick Godt den Heere,
Der hoochster Majesteyt,
Heb moeten obedieren,
In der gherechticheyt.
In de andere strofen moet men de klemtonen overigens met enige vrijheid hanteren. Men zou immers zeggen: Wil-hel-mus van Nass-ou-we, en niet: Wil-hel-mus van Nass-ou-we zoals men het zingt. (De vermoedelijke dichter, Pieter van Bergen alias Petrus Dathenus, was berucht om zijn onzingbare psalmberijming.) Het Franse origineel van het Wilhelmus heeft dezelfde structuur, maar zonder het rijmschema, want sommige regels rijmen niet:  
O la folle entreprise
Du prince de Condé!
A Chartres la jolie
ll a voulu entrer;
C'est à luy grand folie.
ll n'y entrera pas:
Les bons soldatz de France
Ne le souffriront pas.

Om bij het Frans te blijven: in de Musette du vaudeville van Joseph-Denis Doche vinden we ons octaaf op p.347 in de afdeling
Coupes dites 'Dans la vigne à Claudine': 
huit vers de six syllabes à rimes croisés commençant par un vers féminin
met als eerste exemplaar:
Dans la Thrace indomptée
au sommet de l’Hémus
sur sa lyre enchantée
ainsi chantait Linus:
adieu bois solitaires
où la première fois
j’attirais les bergères
aux accents de ma voix.
De grote Goethe mag natuurlijk niet ontbreken. De allereerste strofe in de selectie die Stefan Zweig in 1927 gemaakt heeft is meteen raak:
Ein grauer, trüber Morgen
Bedeckt mein liebes Feld;
Im Nebel tief verborgen
Liegt um mich her die Welt.
O liebliche Friedrike,
Dürft‘ ich nach dir zurück!
In einem deiner Blicke
Liegt Sonnenschein und Glück
maar na het eerste gedicht bevat die selectie van Zweig er geen tweede met deze structuur. Algemeen heb ik moeten vaststellen dat het type minder voorkomt dan ik mij aanvankelijk had voorgesteld. Ik heb flink moeten zoeken om ook de volgende nog te vinden.

Van René De Clercq:
Ik kan u niet vergeten,
o simpel landekijn,
bij mensen die veel weten,
veel hebben en veel zijn.
Ik heb u nooit verloren
uit d'ogen van mijn ziel,
mijn dorpke en mijn toren
en vaders zingend wiel.
Van Emmanuel Hiel:
Waar Maas en Schelde vloeien,
De Noordzee bruist en stormt.
Waar vreed' en kunsten bloeien,
De vrijheid mannen vormt,
Waar velden, wouden, weiden,
Als gaarden rijk beplant,
De weeld' en vreugd verspreiden:
Daar is ons vaderland.

Anoniem:
Die winter is verganghen,
ic sie des meys virtuyt,
ic sie de loovers hanghen,
de bloemkens staen in 't cruyt.
Seer wyt dat sy ontluycken,
sy staen in haer saysoen,
de cruyden lustig ruycken,
de mey staet schoon en groen.
(Ook bekend met de godsdienstige tekst Ick wil my gaen vertroosten):
Int soetste van den meye
Al daer ick kwam gegaan
Soo diep in een valleye
Daer schoone bloemen staan
Die mey stort int saysoene
Verciert aen elcken kant
ick hadde genoech te doene
Want ick mijn lief daar van.

Van Leo Hassler (maar bekender in de cover van Bach, Mattheüspassie):
Mein G’müth ist mit verwirret
Das macht ein’ Jungfrau zart
Bin ganz und gar verwirret
Mein Herz das kränckt sich hart
Hab Tag und Nacht kein’ Ruh
Führ allzeit grosse Klag
Tu stets seufzen und weinen
In trauren schier verzag.

Gelet op de voorafgaande voorbeelden kan men een Swinburne-octaaf dus zingen op o.m. de volgende melodieën:

  • Wilhelmus
  •  Waar Maas en Schelde vloeien
  •  Int soetste van de meye
  •  Mein G'müth ist mir verwirret
Hier kunnen we nog aan toevoegen:
  • Auld lang syne. Op deze melodie past het gedicht Rococo van Swinburne perfect, en het tilt Auld lang syne zelfs aanzienlijk op. 

*