30 August 2017

Gezellige koffie


Om eens origineel te zijn: Guido Gezelle is de grootste Vlaamse dichter, te vergelijken met Vondel voor het Noorden. Beiden hebben gemeen dat zij nauwelijks iets geschreven hebben dat niet de moeite is. Zelfs het gelegenheidswerk van Gezelle, niet voor de eeuwigheid maar enkel voor de onmiddellijke omgeving bedoeld, is nog altijd van hoge kwaliteit. Soms schakelt de grote man met opzet een versnelling lager omdat de context dat toelaat of zelfs vraagt. Zo het "studentikoos gelegenheidslied" Jolly good fellows, waarvan de eerste strofe luidt 
De Paus, de Paus ach zwijgt er van
dat is mij tochs 'nen braven man!
en dat hij ons Seminarie kent...!
aai aai es dat ne fraaie vent:
      van: viva viva viva viva;
              vivat in aeternum!
Als men dit ontdoet van zijn clericale referenties houdt men iets over dat merkwaardig goed lijkt op, en op dezelfde manier kan gezongen worden als de beruchte "ballade van Schele Vanderlinde" van de jeugdige Elsschot: 
De Schele Vanderlinde, dat was ne man
Die aardig aan zijn einde kwam. (enz. enz)
met als hymnische tegenzang "Schele Vanderlinde, schele Vanderlinde", bij Gezelle: "viva viva viva, vivat in aeternum". Het klopt niet helemaal, maar veel scheelt het toch niet. Aan verdere analyse willen wij ons niet wagen.


Snel terug naar de Grote Gezelle, die iedereen voor ogen staat als oude man of bronzen kop. Maar als leraar met "bijzondere vriendschappen" was hij pas 28, en toen hij melancholiek noteerde  "den avond is nabij voor mij" was hij... 30, zoals op deze foto:

 

De man heeft prachtige gedichten geschreven uitgaande van de meest alledaagse observaties. Tijdkrans bevat het volgende gedicht, waarin we samen met de dichter op een winterse ochtend opstaan, vuur en licht maken, en vooral... koffie! Ja, de moor te viere, m.a.w. de zwartgeblakerde waterketel (in heel Vlaanderen een "moor" genoemd) op het vuur. Het was bij Gezelle blijkbaar niet de wereldberoemde Leuvense stoof (officieel: plattebuiskachel), maar een open vuur in de schouw. Het edel vocht is voor hem, zoals voor zovelen, een noodzakelijke katalysator voor het op gang brengen van het (ochtendlijk) brein. En heeft Alfréd Rényi een "wiskundige" niet gedefinieerd als "een machine om koffie om te zetten in bewijzen"? Q.E.D. Geniet mee: 


Weêrom licht en vier gesteken,
 blank en blij:
dat het, spijts de donkere weken,
helder zij!

Komt de zon late uitgerezen,
slaapt zij lang,
laat ons op en wakker wezen:
aan den gang!

Dapper dult en danst, in de oude
schouwe, 't vier;
en ... gij booze winterkoude,
vaart van hier!

Spoeit! Den moor te viere, veerdig
maar gestookt:
't vroegmaal zij den wakkeren weerdig,
als hij kookt.

 Edel vocht! De zinnen sterken
zal 't, wellicht;
en in 't brein twee wonderen werken:
vier en licht!


*


Leuvense stoof met moor en koffiekan

*

P.S. Doet het vol rijm wellicht / licht u de wenkbrauwen fronsen? Bedenk dan dat het licht in wellicht niets met het optisch licht te maken heeft (wat Gezelle wel zal geweten hebben).