Pages

08 July 2017

Jack Kerouac onderweg

Jack Kerouac  voltooide "On the road" in 1951, maar het verscheen pas in 1957, in een gecensureerde versie. Ik heb de Nederlandse vertaling "Onderweg" gelezen, van de hand van Guido Golüke. Meer bepaald: ik heb het nu voor de derde keer gelezen.



De vertaling leest alsof het een origineel Nederlands boek betreft, en dat is geen geringe prestatie. De vertalingen van Tom Sawyer en Huckleberry Finn heb ik telkens na enkele bladzijden dichtgeklapt, omdat ik een Mokums dialect aan de oevers van de Mississippi ondraaglijk vond. Niet aldus in "Onderweg". Men leest een spetterend eigentijds Nederlands dat de geest en de stijl van het origineel goed weergeeft, denk ik. Men moet er maar bijnemen dat de geslachten doorgaans fout zijn (met op blz.224 zowaar zelfs de spreekwoordelijke mannelijke koe), maar "meebrengen" wordt correct gebruikt, en dat kan tellen als toetssteen.

Ik heb "Onderweg" dus drie keer gelezen, telkens met genoegen. Ik heb er nu nog meer aan gehad doordat ik gaandeweg een lijst heb aangelegd van de eigennamen, die in overdreven mate voorkomen. "Personages" kan men ze eigenlijk niet noemen, want er is maar 1 personage: "Dean Moriarty" (in het echt Neal Cassady), een verslaafde hyperkinetische babbelzieke autodief. De verteller, "Sal", is een student van de vage soort. In werkelijkheid genoot Kerouac aan Columbia University van een "football scholarship" waarin van hem alleen sportieve prestaties verwacht werden. Zodra hij geblesseerd raakte was hij student-af. Hij vatte grote bewondering en vriendschap op voor de crimineel Cassady.

Kerouac alias "Sal"  (rechts) met Cassady alias "Dean".
"Vriendschap" is misschien nog zwak uitgedrukt, want alle homoseksuele elementen zijn verdwenen in de gecensureerde versie. Cassady is drie keer getrouwd geweest en had vier kinderen, maar eveneens een langlopende relatie met de militante homo- en pedofiel Allen Ginsberg (in het boek "Carlo Marx").

Drie keer gelezen of niet, grote literatuur kan ik het niet noemen. Sal en Dean scheuren in de periode 1947-1950 een aantal keer doorheen de Verenigde Staten, langs de as New York-Denver (cruciale draaischijf)-San Francisco, en uiteindelijk nog eens zuidwaarts naar Mexico. (Hier een prachtige interactieve website met de routes.) De landschappen zoeven voorbij, en af en toe krijgen we een toeristische alinea voorgeschoteld. Wat dat betreft moest ik denken aan Three men in a boat van Jerome K. Jerome, dat ook gedeeltelijk een literaire toeristengids is, afgewisseld met humoristische belevenissen. Bij Kerouac zijn de "avonturen" een aaneenrijging van onbenullige en dikwijls zielige anekdotes die enkel indruk kunnen maken op een brein dat door drugs en drank geëxalteerd is. De reis naar Mexico, bijvoorbeeld, door Dean opgeklopt als mysterieus, zwoel, exotisch enzovoort, is eigenlijk een banale drugstocht langs droeve bidonvilles. Sex, drugs and rock&roll zou dat tegenwoordig heten, maar in 1950 was er nog geen R&R, en de opstandige jeugd moest het stellen met bebop. Jazz is prominent aanwezig in het boek, en het is vandaag niet gemakkelijk zich voor te stellen dat die muziek toen als subversief overkwam. Overigens: wat een stel kletsmajoors bijeen! In heel het boek wordt ontzettend gebabbeld, en dat zal ook nodig geweest zijn tijdens de vele autoritten die eindeloos saai moeten geweest zijn. Ook sommige passages zijn bepaald langdradig, bijvoorbeeld de pogingen om jazzperformances op papier weer te geven en de beschrijvingen van Deans zelfmoordstijl van autorijden (waar Kerouac blijkbaar bewondering voor heeft).

Bij deze derde lectuur viel mij sterker op dat Sal nu en dan, ontnuchterd, de ware aard onderkent van dit holle opgepepte turbo-leven: een "donkere hel, zinloze nachtmerrie, grauwe leegte" (blz.250).

De populaire voorstelling is dat Kerouac het boek in recordtijd op het papier kwakte, als spontane ongekunstelde gedachtenstroom. Ik heb daar sterke twijfels bij, want het boek maakt een doordachte, gestructureerde indruk. Céline heeft in een magistrale directe stijl geschreven, maar uit zijn manuscripten vol opeenvolgende verbeteringen blijkt wat een werk daarin kroop!

P.S. Kerouac overleed door levercirrose, en Cassady stierf 's nachts eenzaam onder de blote hemel door overdaad van alcohol en drugs. Romantiek was bij die verslaafde beatniks ver te zoeken.













07 July 2017

Een bladzijde Bomans (Oude herinneringen)

Update 15 december 2018.  Winterstad — Godfried Bomans in Amsterdam, door Fred Berendse (Godfried Bomans Genootschap 2018) leverde de waardevolle aanwijzing i.v.m. de identiteit van 'Foppe Gabbe Scheltema', die hieronder verwerkt is.

*
 
Op uw in hoge mate indiscrete vraag, wat ik deed vóór ik (in 1938) in Nijmegen kwam, heb ik de eer u mede te delen dat ik in Amsterdam de rechtswetenschap beoefende onder de beproefde leiding van professor Scholten, een zeer scherpzinnig jurist, in het bezit van een onmetelijk voorhoofd, waarachter alles zat wat de natuur mij onthouden had.

Professor Paul Scholten (1875-1946)

Hij richtte zich op zijn colleges bij voorkeur tot mij, van het gezonde beginsel uitgaande dat tekenen van doorzicht, in die doffe gelaatstrekken weerspiegeld, een waarborg vormden dat ook de stomste het begrepen had. Dit benauwde mij, want ik begreep hem niet. Ik heb zelfs nimmer ook maar een flauw vermoeden gehad, waarover hij sprak, en deze omstandigheid noopte mij tot een laf, begrijpend lachje, telkens als ik vermoedde dat hij drie keer hetzelfde gezegd had. Want ik wilde de colleges niet onnodig ophouden. Soms kreeg hij argwaan. Dan vroeg hij: 'Meneer Bomans begrijpt het toch wel?' Ik heb dit altijd ongepast gevonden. Eén keer vatte ik moed en antwoordde: 'Neen.' Dit werd met vaste stem gezegd. Er ging een schok door het gebouw. Men begreep, dat ik begreep dat ik het niet begreep. Dit was meer dan men had durven hopen.

Prettiger vond ik de colleges van professor Kliepstra. (...) Hij sprak op een murmelende, dorre toon en met een gezicht, alsof het hem onaangenaam getroffen zou hebben indien iemand begrepen had waar het over ging. Ik was hem hierin zoveel mogelijk ter wille. Omdat ik een zwak voor die man had, besloot ik eens een tentamen bij hem te doen. Een uur lang zat ik tegenover hem, kijkend naar zijn onderste knoopje en mij ingespannen afvragend waar hij eigenlijk heen wilde. Eindelijk maakte zich ook van hem een zekere nieuwsgierigheid meester. Hij zette zijn bril af en zei: 'We zijn nu toch onder elkaar. Hebt u enig idee, wat ik eigenlijk doceer?' Ik had hem wel een hand willen geven, zo verlicht voelde ik mij. Want dit was een vraag, die mij al twee jaren had beziggehouden. (...)
Er was ook een vrouwelijk hoogleraar, die A. A. Nijpkes heette. (...) Zij sprak veel over 'cognossementen' of een uitdrukking van die strekking. Ik mocht haar graag. Af en toe, als de bekoring mij te machtig werd, ging ik naar het duffe zaaltje, waarin zij stond te praten, en waarachtig, daar kwam het woord weer. Het eigenaardige was, dat zij ook zelf niet scheen te weten wat het precies betekende. (...) Ik was een trouw college-loper. Het nietsdoen immers krijgt eerst reliëf, als het beoefend wordt te midden van schrijvende mensen. (...) Toch maakte ik soms een notitie, meestal vergezeld van een springend poppetje in de kantlijn. Als er een jaar om was, had ik drie bladzijden tekst, maar dit werd vergoed door een oneindig aantal poppetjes, die allen in hun houding een vastberaden onbekommerdheid uitdrukten.


(Van de hak op de tak, Elzevier 1966, blz. 140-141)


De Amsterdamse universiteit beschikt over een prachtige zoekmachine, het Album Academicum. De zoektocht onder de professoren naar "mannelijk of vrouwelijk, actief in 1937, faculteit rechten" levert 11 professoren op, waaronder zich diegenen moeten bevinden die voor Bomans hebben geposeerd. Over zijn "professor Scholten" is er geen twijfel, want zo heette de man ook echt, en zijn "onmetelijk voorhoofd" (zie portret hierboven) dient enkel als bijkomende bevestiging. Ook de echte "professor Nijpkes" is snel gevonden, want er is maar 1 vrouw onder de 11 genomineerden.

Het enige twijfelgeval was lange tijd "professor Kliepstra". 'Omdat ik een zwak voor die man had, besloot ik eens een tentamen bij hem te doen' schrijft Bomans, en daar komt hij elders als volgt op terug.
Ik had één pak, maar ik verstelde dat zó, dat het dan weer eens een smoking was, deed ik er achter een stukje aan, dan was het een jacquet om examens in te doen; dat pak heb ik nooit nodig gehad. En je kon het ook omkeren, het was van binnen wit gevoerd, dan kon je er weer in tennissen. Ik weet — ik was met dat pak bij een professor om een heel klein tentamentje te doen — ja, iedereen heeft zjn zwakke momenten, dat blijkt wel, en dat was professor Van den Berg in het staatsrecht, dat was die, die tegen raketten is. Daar heb ik een heel klein tentamentje gedaan. (Stoppen mannen sokken? Werken VI, 49).
Dit keer gaat het om echte gegevens, want prof. mr. dr. George van den Bergh doceerde in Amsterdam inderdaad Staatsrecht (Album Academicum, met portret).

Hiermee kunnen we Bomans postuum uit zijn onzekerheid helpen over wat die mensen eigenlijk doceerden.

Paulus Scholten: Burgerlijk recht en burgerlijke rechtsvordering. Zie ingelijst portret hierboven.

Derkje Hazewinkel-Suringa alias "Anna Nijpkes": Strafrecht en strafvordering. In 1959, twintig jaar nadat Bomans er oog in oog mee stond (bij wijze van spreken dan, want ze keek de studenten niet aan), zag ze er zo uit:




George van den Bergh alias "professor Kliepstra": Staatsrecht en administratief recht in Nederland.



Volgens Bomans was Kliepstra
een klein, dik mannetje met een gouden bril, die zich van zijn medemensen onderscheidde doordat hij het onderste knoopje van zijn vest, in tegenstelling tot het toen heersend gebruik, gesloten droeg. (Van de hak op de tak, Elzevier 1966, blz. 141)
 Kijkt u maar naar het onderste knoopje: dat is 'm dus.

*