(vervolg van deel 2)
De niet-verfilming door Pabst (1930)
In 1930, nauwelijks enkele jaren na het verschijnen van de Droomnovelle, vatte regisseur Georg Wilhelm Pabst het plan op om van het boek een geluidsfilm te maken. Schnitzler zelf verkoos een stille film met ondersteunende muziek maar zette zich toch aan het werk om het scenario uit te schrijven. Door zijn dood is het scenario maar half afgewerkt geraakt; de uitgeschreven scènes zijn hier (ook hier) na te lezen. De film is uiteindelijk niet gerealiseerd.
De verfilming door Glück (1969)
In 1969 maakte de Oostenrijkse regisseur Wolfgang Glück van de novelle een TV-film van iets meer dan een uur (hier op Youtube, ook met ondertitels aangeboden). Het beeld hieronder toont Fridolin, als monnik verkleed, met de geheimzinnige mooie vrouw, als non, die hem waarschuwt en uiteindelijk zal vrijkopen.
Dit ene beeld toont al enkele vrijheden van de regisseur. Fridolin draagt niet de pelgrimshoed die hem zo doet opvallen onder de andere monniken, en het hoofd van de non is niet omwonden met een zwarte sluier die, anders dan haar ogenmaskertje, haar onherkenbaar zou maken. In het algemeen is de verfilming nochtans zeer getrouw, maar naar het einde toe wordt het haastwerk. De onrustwekkende verdwijning van Nachtigall komt niet eens ter sprake, en de cruciale droom van Albertine is door de scenarist op eigen houtje totaal veranderd, waardoor vele van Schnitzlers verwijzingen verloren gaan. De film is aan de makke kant en laat geen grote indruk na, toch niet bij diegenen die de versie van Kubrick eerst gezien hebben.
De verfilming door Kubrick (1999)
Kubrick heeft zeer vroeg de filmrechten gekocht, maar heeft met de eigenlijke verfilming heel lang gewacht. Eyes wide shut is zijn laatste film geworden, en volgens sommigen heeft hij er niet eens de laatste hand aan gelegd. Hier en hier kan men een voorlopige versie van het scenario inkijken, die veel dichter bij de novelle aansluit dan de uiteindelijke film.
Eyes wide shut is spectaculairder, vulgairder en veel verwarder dan het boek en de vorige verfilming, en veel van Kubricks eigen inbreng kan men als volkomen gratuit bestempelen. Het verhaal is uit de maskeradesfeer gehaald en naar de kerstperiode verplaatst. Het gemaskerd bal, waarmee alles begint, is een kerstfeest geworden bij de rijke Victor, een door Kubrick ingevoerd personage. Bill (zo heet de dokter) wordt van zijn gepland avontuurtje weggehaald doordat hij bij Victor geroepen wordt die opgezadeld zit met Mandy (model-annex-callgirl, eveneens een nieuw personage) die gevloerd ligt door een overdosis. Tegen het einde van de film ligt Mandy na een dodelijke overdosis in het mortuarium. Victor zegt tegen Bill dat zij het is die hem op de geheimzinnige party vrijgekocht heeft, maar hij zegt even later dat alles maar geënsceneerd was. Veel belang heeft dat eigenlijk niet, want wat zich na de kerstparty afspeelt (dus ook dit bezoek aan Victor) behoort tot het dromenrijk. Filmtechnisch gesproken liegt hij, want de "geheimzinnige vrouw" is zeker niet Mandy. In de aftiteling kan men immers lezen dat de geheimzinnige vrouw geïncarneerd wordt door Abigail Good, en Mandy door Julienne Davis. Hun gezichten zitten onder een masker, en kunnen we dus niet vergelijken, maar hun lichamen zijn zeer gelijkend. In de scène hieronder
is de linkse vrouw binnengewandeld aan de arm van een gemaskerde man die eerder Bill herkennend had toegeknikt, zodat men achteraf vermoedt dat het Victor is. Hieruit volgt dat de linkse vrouw waarschijnlijk Victors liefje, overdosis-Mandy, is. Rechts de échte "geheimzinnige vrouw" die Bill uiteindelijk vrijkoopt. Die twee zijn dus inderdaad verschillend. Maar op de foto hieronder, gemaakt tijdens het draaien van de film, zien we de geheimzinnige vrouw met haar masker omhoog, en haar stralende glimlach gelijkt zeer goed op die van... Julienne Davis. (En om de drieëenheid volledig te maken: de stem vanonder het masker blijkt die van Cate Blanchett te zijn.)
Bill, het filmpersonage, is er van overtuigd dat Mandy hem gered heeft. De vragen van de novelle—wie is het, waarom heeft zij gedaan wat zij gedaan heeft, en wat zijn daarvan de gevolgen geweest—blijven dus in de film onbeantwoord, en in die zin is het boek geen geweld aangedaan. Dat is met vele andere van Kubricks innovaties wél het geval. Bill krijgt van de bende "studenten" grove homoseksuele beledigingen naar het hoofd, en de hotelbediende die Bill informeert over de verdwenen pianist is een regelrechte homo-karikatuur. Het homo-element is in het boek helemaal afwezig en dient in de film nergens voor. Bij de kostuumverhuurder betrapt de film-Bill twee lachwekkend en schaars uitgedoste Japanners zonder dat die exotische keuze door wat dan ook gerechtvaardigd wordt; in het boek waren het twee rechters die men als ectoplasma van Fridolins geweten kan zien, of als reïncarnatie van de verdwenen rode domino's. Bij Schnitzler is de sfeer in de geheimzinnige villa zeer seksueel geladen, maar verdergaande "actie" bestaat alleen in de fantasie van Fridolin, zoals de geheimzinnige vrouw expliciet zegt. Kubrick daarentegen trekt hier alle registers open, en we zien de priesteressen van het huis voluit aan het werk en zelfs, te oordelen naar de "kleding", sommige bezoeksters. Klap op de vulgaire vuurpijl is wel dat de positieve, lichtjes sentimentele teneur waarop het boek eindigt hier vervangen is door de agenda "f*ck", alsof seks het thema was. Maar het thema is ontrouw in al haar gradaties: echt, gefantaseerd, gedroomd, verlangd, vermoed, vermeend.
P.S. Voor Eyes Wide Shut is de kijker gebaat bij de aftiteling, waar informatie van de tweede orde staat waarvan de filmpersonages zelf uiteraard verstoken blijven. Hetzelfde doet zich voor in The Player (1992) van Robert Altman. Daar is een afperser aan het werk waarvan het hoofdpersonage en de kijker enkel de stem te horen krijgen. In de aftiteling kan men lezen wiens stem het is, en zo komt men bij het personage van de afperser.
*
(einde)
P.S. Voor Eyes Wide Shut is de kijker gebaat bij de aftiteling, waar informatie van de tweede orde staat waarvan de filmpersonages zelf uiteraard verstoken blijven. Hetzelfde doet zich voor in The Player (1992) van Robert Altman. Daar is een afperser aan het werk waarvan het hoofdpersonage en de kijker enkel de stem te horen krijgen. In de aftiteling kan men lezen wiens stem het is, en zo komt men bij het personage van de afperser.