Pages

25 July 2015

Onze God is wereldkampioen

Kees van Kooten en Wim de Bie als De Positivoos (1984)

Onze God is de beste (Youtube)

Onze God is de beste
Onze God is kampioen
Daarom zijn wij in het westen
Relatief in goede doen

Kijk die andere religies
Wat een puinhoop heerst er daar
Baby's vol met vieze vliegies
Hele volk'ren de sigaar

Moeten ze maar niet zo maf zijn
Om te zweren bij een god
Waardoor ze arm of slechter af zijn
Ontevreden met hun lot

Mohammed doet in leproze
Kijk maar bij de evenaar
Hindoes wonen zelfs in dozen
Boeddha maakt je bedelaar

Brahma is één van de booste
Shiva een grote klier
Al die gozers uit het Oosten
Nee, die moeten wij niet hier

Ja, wij zijn hier in het westen
Nog het meest in goede doen
Onze Heer blijft toch de beste
Hij is wereldkampioen
Hij is wereldkampioen




18 July 2015

Solving the cubic by poetry

At a time when the Egyptians struggled with simple linear equations (they never got much further), the Babylonians had a general method for dealing with quadratic equations (and much more). But from

ax2+bx+c=0
to
ax3+bx2+cx+d=0

i.e., raising the highest exponent by one, it would be a long long way. It was in renaissance Italy, at the university of Bologna, that mathematicians put their minds to it. It's simple enough to reduce the equation to the depressed form
x3+px+q=0

but the subsequent steps took some effort. In a thrilling episode of Math History, featuring del Ferro, Fiore, Tartaglia, Cardano, Ferrari, and involving a challenge, a mathematical contest, oaths of secrecy, betrayal, stolen authorship, mutual insults and violent pamphlets, the formula finally got revealed:


It was eventually named after Cardano, but set to poetry by Tartaglia in 1539. (Here or here the Italian poem by Tartaglia. La cosa = the thing = the unknown, which we denote by x. Translation, explanation + correction here.) Actually, it's a little more intricate than that, because counting the number of possible roots you may end up with as much as nine solutions while only three are possible. Moreover, you run into imaginary numbers, regarded with suspicion by everybody, including the Inquisition. In due time, Cardano (a Franciscan friar) was sentenced as a heretic, not because of black magic with imaginary numbers, but for casting the horoscope of Jesus Christ.















09 July 2015

De twee kanten van het menselijk brein (2)

(vervolg van het positieve deel 1)

In september 2011 verbleven wij, niet voor het eerst en niet voor het laatst, op het Griekse eiland Rhodos. Bij wijze van culturele uitstap selecteerden wij na enkele dagen Monte Smith, waarvan onze vertrouwde Capitool Reisgids allerlei goeds wist te vertellen: heuvel ten westen van de stad, panoramisch uitzicht, stadion uit de derde eeuw vC, odeon (klein theater), drie machtige zuilen van de vroegere Apollotempel. Wij deden de rondrit met de toeristische open dubbeldekker, stapten ter plaatse af, en schreden door het hoge gras naar de van ver zichtbare reuzenzuilen. Wij werden niet ontgoocheld. Machtige zuilen, een indrukwekkend stadion, een zeer fraai odeon. Wij wandelden beïndrukt rond en vereeuwigden onzelf op foto's. Ja, dat was het grootste en mooiste klassieke stadion dat wij al gezien hadden, de uitstap meer dan waard, blij dat we dát 'ontdekt' hadden, een aanrader voor iedereen.

2011

In het vaderland teruggekeerd wilde ik mijn foto's van de stadsmuren van Rhodos vergelijken met die van ons vorig verblijf. Na enig speurwerk vond ik ze. Het was langer geleden dan ik gedacht had, nl. 11 jaar, en het waren nog foto's op filmrolletjes. Maar wat bleek ook, tot ons beider verbazing? Wij waren al op Monte Smith geweest, zuilen, stadion, odeon, alles inbegrepen. De foto's, ingeplakt en wel in een album, waren er om het zwart-op-wit (bij wijze van spreken) te bewijzen.

2000
Zonder dat bewijsmateriaal zouden wij het niet geloofd hebben. Meer nog, wij zouden in een rechtbank onder ede verklaard hebben dat wij nog nooit op die plaats geweest waren vóór ons bezoek van 2011. Ja, die geheugenzwakte van de derde leeftijd! Maar lees vooral verder.


Op 28 januari 1986 spatte de spaceshuttle Challenger onder het oog van de camera's uiteen. De dag nadien legde psycholoog Ulric Neisser zijn studenten een in te vullen vragenlijst voor met de volgende vragen over de ramp:
  • waar waren zij
  • hoe vernamen zij het
  • wie was bij hen
  • wat waren ze aan het doen
  • hoe laat was het
Drie jaar later kregen diezelfde studenten dezelfde vragenlijst om over te doen. Meer dan 90% gaf dit keer een afwijkende versie, en 25% vertelde zelfs iets totaal anders. Waar of vals, iedereen was overigens even sterk overtuigd van de waarheid van zijn herinnering, de jongste wel te verstaan. Sommigen konden niet geloven dat de 'afwijkende' eerste versie echt van hun eigen hand was en inspecteerden het handschrift argwanend van dichtbij! Let wel: jonge mensen, drie jaar tijdverloop.

Het z.g. Challenger-experiment is ondertussen bij andere gelegenheden overgedaan, en bevestigd. Het besluit is onvermijdelijk: het menselijk geheugen is totaal onbetrouwbaar. Anders gezegd: de sacrale formule Ik heb het met eigen ogen gezien & ik zweer het is waardeloos, zelfs bij getuigen die volledig te goeder trouw zijn. Rechters zouden hier even mogen bij stilstaan. Ook 'mondelinge geschiedenis' van 'mensen die het zelf hebben meegemaakt' verdient een respectvolle maar uiterst kritische benadering. Dat heb ik zelf ondervonden toen ik met de oorlogsherinneringen van mijn vader in het hoofd de archieven van het leger ging consulteren. Leerzaam! De feiten die 'te velde' waren opgetekend stemden helemaal niet overeen met wat mijn vader mij verschillende keren verteld had. Zeer vele, zeer pregnante, en door de jaren gesacraliseerde herinneringen zouden geen kritisch onderzoek verdragen, daar ben ik nu van overtuigd.



Toegevoegd 15 september 2017. In Joachim Fest, Der Untergang - eine historische Skizze (Rowohlt Taschenbuch Verlag 2005) lezen we op blz.9-10 het volgende (vertaald):   
Alleen al over de vraag hoe Hitler zich omgebracht heeft beschikken we over minstens vier tegenstrijdige getuigenissen van mensen die er onmiddellijk in betrokken waren. Hetzelfde geldt voor wat er gebeurd is met de lijken van de dictator en zijn vrouw, idem voor de van Russische kant geciteerde 'bestorming' van de rijkskanselarij, en nog veel andere zaken. (hier de originele bladzijden)
Zelfs voor deze zeer ingrijpende gebeurtenissen, waarvan het historisch karakter voor de betrokkenen duidelijk zal geweest zijn, zijn de getuigenissen dus ronduit tegenstrijdig!

Dat maakt het voor de rechter die moet oordelen niet eenvoudiger: het "geval Hitler" bewijst dat tegenstrijdige getuigenissen op zichzelf niet bewijzen dat de gebeurtenis niet plaatsgevonden heeft, op een van die vier betuigde manieren of misschien wel op een vijfde! In het "geval Hitler" ontbreekt dan nog het corpus delicti!


Toegevoegd 5 mei 2021. Hierboven heb ik bij de onbetrouwbaarheid van het geheugen geschreven: 'de sacrale formule Ik heb het met eigen ogen gezien & ik zweer het is waardeloos, zelfs bij getuigen die volledig te goeder trouw zijn. Rechters zouden hier even mogen bij stilstaan'. Hoezeer dat het geval is wordt duidelijk door het volgende spectaculaire geval. Vlak na de oorlog heeft E.R., die 22 maanden in Auschwitz had doorgebracht, haar ervaringen te boek gesteld. Het boek is in het Duits geschreven maar in een Engelse vertaling verschenen, in 1947. Daarin geeft E.R. o.m. een bepaald horrorverhaal uit Auschwitz weer, dat haar verteld was door iemand uit een naburig kamp, er ze besluit voor alle duidelijkheid met Ich selbst habe es mit eigenen Augen nicht gesehen (in de Engelse vertaling: I did not see it myself). In 1960 werd zij opgeroepen als getuige voor het Auschwitz-proces dat in 1963 in Frankfurt zou beginnen. In haar ondertekende verklaring laat zij hetzelfde verhaal optekenen, maar dit keer alsof zij het wél had gezien: ich hatte mich begeven... ich sah... ich konnte beobachten... Blijkbaar was E.R. zo met haar rol verweven geraakt dat zij een verhaal, dat haar enkel verteld was, als eigen ervaring ging weergeven. Haar getuigenis herhaalde zij in de rechtbank; dit relaas 'uit eerste hand' sloeg in als een bom en haalde onmiddellijk de wereldpers. Maar voor zover ik weet heeft niemand het ooit echt gezien. 


*

Referentie.

Neisser, U., & Harsch, N. (1992). Phantom flashbulbs: False recollections of hearing the news about Challenger. In E. Winograd & U. Neisser (Eds.), Affect and accuracy in recall: Studies of “flashbulb” memories (Vol. 4, pp. 9–31). New York: Cambridge University Press.



De twee kanten van het menselijk brein (1)

De meest complexe, performante en ondoorgrondelijke structuur die wij, mensen, kennen bevindt zich onder de schedel van elk van ons: het menselijk brein. Daarin speelt zich o.m. het verbluffende proces af dat wij 'bewustzijn' noemen, een onbegrijpelijk terugkoppelingsmechanisme waardoor iedereen zijn 'ik' onderscheidt van 'de rest van het heelal'. Ik zou niet bij machte zijn dit mechanisme toe te lichten, en al helemaal niet op grond van persoonlijke ervaringen. Dat is wel het geval met twee andere aspecten: één positief in zijn uitwerking (deze aflevering), het andere negatief (een volgende keer).

Het programma op de achtergrond

Zoals ik hier uit de doeken gedaan heb: ik vele tientallen jaren wiskundig onderzoek verricht en les gegeven in het onderdeel Analyse. Per semester gaf ik twee of drie cursussen. Op een nacht—tien, vijftien jaar geleden?—werd ik in volle slaap wakker met de duidelijke gedachte: 'dit is fout', daarbij denkend aan een bepaald bewijs in een van mijn cursussen. Ik heb naast mijn bed potlood en papier liggen om gedachten te fixeren tot 's morgens (anders blijven ze rondtollen) en ik noteerde dat. Toen ik opstond en de betreffende cursus opsloeg, vond ik inderdaad dat de redenering van dat bewijs niet in orde was—niet een of andere typfout, maar een redeneerfout die remediëring behoefde. Het merkwaardigste komt nog: dat was niet het onderwerp dat in mijn lessen van die dag of die week aan de orde was of zou komen, maar het ging om een cursus die ik dat semester niet eens moest geven! De enige verklaring is dus, dat die cursus (van het volgende of vorige semester) 's nachts in mijn brein afgespeeld was, bij die passage even teruggespoeld met de 'gedachte': hoho, is dat wel zo? grondiger 'bekeken' en inderdaad fout bevonden. Dit proces, dat men niet anders dan 'creatief' kan noemen, speelde zich dus in mijn slaap af.

Ik heb die correctie, die mij in mijn slaap is aangewaaid, in mijn cursus van het voorafgaand semester aangebracht met het oog op latere verwerking, en ik heb er ook de omstandigheden bij genoteerd. Helaas! Na mijn pensionering heb ik van die tientallen cursussen alleen de laatste versies bewaard, en in mijn opruimwoede heb ik ook het exemplaar met de vreemde annotitie weggegooid.

Met de technologie van onze tijd moeten we deze werking van ons brein vergelijken met een computerprogramma dat 'op de achtergrond' draait, zonder dat de eindgebruiker zich daarvan bewust is, of hij moet met opzet 'onder de motorkap' gaan kijken. Iedereen kent het fenomeen trouwens in de vorm 'het zal mij wel invallen'. Men gaat dan over op iets anders en inderdaad, na verloop van tijd komt het zoekprogramma op de achtergrond doorgaans met het antwoord, en breekt daarbij gewoon door het programma op de voorgrond, waar we ondertussen actief mee zijn.  

Zeer relativerend en vanuit het juiste zeer nederig perspectief wil ik in dit verband ook het Indisch wiskundewonder Srinivasa Ramanujan (1887-1920) vernoemen. De man, die geen formele wiskundige scholing had genoten in Madras (die werd hem later in Cambridge verstrekt), had een onvoorstelbare wiskundige intuïtie en produceerde grote aantallen van de vreemdste formules. Volgens een hardnekkige anekdote schreef hij zijn wiskundige inspiratie toe aan de hindoegodin Namagiri, die hem in zijn dromen allerlei formules mededeelde. Betrouwbare bronnen heb ik daarvoor niet kunnen vinden. In de Ramanujan-biografie van Robert Kanigel: The man who knew infinity (Washington Square Press 1991) vinden we enkel (op blz. 281, hier
Volgens T.K. Rajagopolan, voormalig hoofdaccountant in Madras, benadrukte  Ramanujan altijd dat hij in zijn dromen eerst de bloeddruppels zag die volgens de traditie de aanwezigheid aankondigden van de god Narasimha, goddelijke gemaal van de godin Namagiri, en dat daarna boekrollen met de ingewikkeldste wiskunde zich voor zijn ogen ontrolden. 
Er staat voor één keer een naam van een 'informant' bij, maar (zoals dat gaat met onbetrouwbare of apokriefe anekdotes) hier is de nachtelijke inblazer niet Namagiri maar Narasimha. De anekdote kan ook gegroeid zijn uit een andere, waarbij Namagiri droomsgewijze aan Ramanujan (of aan diens moeder, in een andere versie) 'toestemming' gaf voor vertrek naar Engeland. In elk geval, de formules van Ramanujan mogen er zijn. Zoals bijvoorbeeld deze, uit 1910, elegant en verbazend als een vliegende olifant:


De eerste term van die reeks geeft π met zes cijfers na de komma correct, en elke nieuwe term voegt daar acht correcte cijfers bij. Onder zijn faits-divers ook deze benaderde cirkelkwadratuur uit 1914:


(Hier volledig toegelicht.)


*

(vervolgt met het negatieve deel 2)






07 July 2015

Jef Geeraerts, autobiografie (1)


G1, 22ste druk 1978; G2, 4de druk 1973

In 1968 verscheen Gangreen 1:  Black Venus, in 1972 gevolgd door Gangreen 2: De goede moordenaar. In feite gaat het om één boek in twee delen, want Gangreen 2 is chronologisch gezien een later geschreven onderdeel van Gangreen 1. In G1 staat al aangekondigd dat die periode voorlopig overgeslagen wordt, en het bevat zelfs enkele flarden die men pas kan situeren als zij in het tweede boek uitgewerkt worden. Daarin (en niet alleen daarin) lijkt Gangreen op de 'Duitse trilogie' van Céline, die één boek vormt, waarin de onderdelen in een verwarde chronologie aan bod komen en elkaar soms overlappen. Pas na lectuur van het geheel heeft men 'hét' boek dan gelezen. In het geval van Céline moet men daar, om het fresco volledig te maken, nog Féerie pour une autre fois I en II aan laten voorafgaan, en bij Geeraerts moet men er Gangeen 4 : Het zevende zegel (1977) op laten volgen.

Uitgeverij Manteau heeft haar uiterste best gedaan om alle edities van de boeken te voorzien van lelijke kaften die de erotiek en het geweld commercieel in de verf zetten. Vanaf een zeker ogenblik heeft Geeraerts' tweede vrouw zich met de kaften bemoeid, en vanaf dan waren ze beter. Dit, en veel meer, kan men lezen in


uit 2007, waarin zij en Geeraerts (afwisselend aan het woord) een literaire biografie geven met zijn opeenvolgende boeken als leidraad. In het vervolg verwijzen wij ernaar met Spoken, gevolgd door de bladzijde.

Ik heb 1+2 al verschillende keren gelezen en zij bekleden in mijn top tien van de Nederlandse letteren een stabiele plaats. (Naast Geeraerts vernoem ik daar ook Elsschot als Zuidnederlandse laureaat.) Naar aanleiding van de dood van de meester in 2015 heb ik ze opnieuw ter hand genomen en na elkaar doorgelezen. Mijn indruk van vroeger is eens te meer bevestigd: dit is grote literatuur. Marnix Gijsen schreef aan Manteau zelfs: Er werd naar mijn oordeel in geen eeuw meer zulk schitterend proza geschreven. [Spoken 200] Dat kan kloppen, want 1968-100=1868 en Max Havelaar is van 1860. Ja, wie kan zeggen dat hij een nieuwe, indrukwekkende eigen stijl heeft gecreëerd? Weinigen behalve Céline. Die stijl van ellenlange zinnen-met-enkel-hier-en-daar-een-komma heeft het licht gezien in Zonder clan uit 1965, zo verneem ik in Spoken. Jef, die na zijn terugkeer uit Kongo aan de V.U.B. Germaanse filologie studeerde (1962-1966), is zelfs zo vriendelijk om zijn inspiratiebron te vernoemen. 
Tijdens de cursus Engels analyseerden we onder meer Ulysses van James Joyce. Vooral de beroemde monoloog van Molly Bloom maakte een enorme indruk op mij. En zo kwam het, dat ik Zonder clan schreef zonder punten of komma's. [Spoken 106]
Inderdaad, nu je het zegt! (Zie ook hier.) In elk geval, het effect mag er zijn. Op een occasioneel belgicisme na (type: 'bilan' voor 'balans') kan men niet veel taalfouten aanwijzen, maar daar zal de corrector van Manteau, Jeroen Brouwers, wel voor veel tussenzitten. Hier en daar is hij zelfs te ver gegaan. Ik moet de eerste Vlaming nog ontmoeten die 'pus' (pus? puus? puu?) zegt in plaats van 'etter', of 'grapefruit' in plaats van 'pompelmoes', of die het over 'de' echelon' en 'de' silhouet heeft. En negers die zich in een Hollands soort bargoens uitdrukken? hier was pidgin-Frans op zijn plaats geweest. Meer to the point: 1 bips = 2 billen, Jef, en iets als 'haar bipsen' bestaat niet.

Bij deze nieuwe herlezing vond ik Gangreen 1 qua onderwerp—niet qua stijl—aan de saaie kant; seksuele esbattementen van een koloniale lokale potentaat met inlandse vrouwen, tja. Men vindt het hele onderwerp samengevat in een scène van 10 seconden in La victoire en chantant (Oscar voor beste buitenlandse film in 1976). Op een slaperige middag ziet de verveelde blanke sergeant twee zwarte meisjes passeren, hij fluit even tussen de tanden, de ene vraagt met gebaren wie van beide bedoeld is, waarop hij gewoon twee vingers opsteekt. Van die dingen, dus.








Gangreen 2 is inhoudelijk boeiender dan Gangreen 1 omdat er naast een seksueel ook een militair luik aanzit. Dat laatste is zo levensecht, dat velen zich geroepen hebben gevoeld om te argumenteren dat het niet strookt met de werkelijkheid, met name dat Geeraerts de reserveofficier er niet eens in betrokken was. [Hier een uitvoerige lezersbrief van iemand die het kan weten.] Nu, een groter compliment kan men een schrijver niet maken. Geeraerts is inderdaad een schrijver, die—zoals Homeros, Tolstoj, Céline of Hemingway—van feiten uitgaat maar daar zijn eigen literaire werkelijkheid mee creëert, heviger en grootser dan echt. In postscriptum 3 van G2 kan iedereen het antwoord vinden op de vraag of het dan "echt" was. In het kader van zijn documentatieronde bezoekt Geeraerts-de-schrijver (niet de gelijknamige romanheld) op 1 september 1972 een documentatiecentrum van het leger.
[Cdt. Lecleir:] Ook gebeurt het regelmatig dat in het vuur van een actie gewoon uit zelfverdediging wordt geschoten op alles wat beweegt, en in dergelijke omstandigheden zijn de zenuwen uiterst gespannen, maar dat kon ik niet weten zei hij tegen mij, want ik had nooit aan een gevecht deelgenomen. Ik knikte instemmend, enz. [G2, 356]
Jef zegt het overigens zelf: 
Tijdens de cursus voor de rang van reservemajoor aan de Krijgsschool in Brussel had ik lange gesprekken met mijn vriend majoor A.L. Die had na de onafhankelijkheid nog veel ergere dingen meegemaakt. Ik vond dat ik daarover moest schrijven. Het resultaat is Gangreen 2. (...) Opdat er geen breuk zou ontstaan met de stijl van Gangreen 1 heb ik Gangreen 2 in de ik-vorm geschreven. [Spoken 309]
en, zo expliciet als maar mogelijk is: 
Vlak voor de boekenbeurs van 1972 verscheen dan mijn tweede Gangreen-boek, met alweer een storm van reacties zowel pro als contra van pers en publiek. Tot mijn verbazing stelde ik vast dat de critici niet doorhadden dat het gedeeltelijk fictie was, zoals trouwens het geval was geweest met Gangreen 1. [Spoken 315]
De afwisseling maakt Gangreen 2 literair aantrekkelijker dan Gangreen 1. Alleen vind ik dat Jef-de-verliefde gevaarlijk met de kitsch flirt in het beschrijven van zijn adoratie voor zijn eerste en enige blanke verovering: My. (Nu, ook Hemingway beweegt zich soms op het randje.) De militaire passages daarentegen zijn ijzersterk door hun strakke en technisch gedocumenteerde opbouw, het resultaat van 
mijn vriendschap met een majoor van het actieve leger, Albert L. Hij had ook in Congo gediend en hij wist me allerlei dingen te vertellen over sommige interventies en organigrammen, die erg te pas zouden komen tijdens het schrijven van Gangreen 2. [Spoken 295]
Jef wordt later als schrijver van thrillers geroemd om zijn grondige documentatie, maar in de Gangreens laat hij toch steken vallen. In Gangreen 1: 17 februari 1959 was een dinsdag, niet een zondag [p. 161 gecombineerd met p. 153] en in Gangreen 2: op 29 april 1959 kwam de maan niet 's avonds en cirkelrond op [p.59] en op 25 juli 1959 niet 's avonds en in het eerste kwartier [p.181]. Dit kan men in 2015 natuurlijk gemakkelijker nagaan dan in 1968 of 1972, maar een goede Kongolese kalender uit 1959-1960 zou men toch mogen verwachten bij een ex-koloniaal die over die tijd in documentaire termen schrijft. En waarom schrijft hij systematisch FALL i.p.v. FAL (= Fusil Automatique Léger)? En dat was dan reservemajoor!

Ongewild komisch zijn de marginale oprispingen waarin Geeraerts enige maatschappijvisie laat horen. Jef de kaviaar-macho, een bourgeois met een wapenobsessie, die zijn koloniale status voorwaar grondig verzilverd heeft, en die zich niettemin pacifist noemt, of die zijn afkeer uit van kolonialisme, van kapitalisme, van de 'fascistoïde samenleving die geweld gebruikt om conflicten te verbergen', van 'autoritair' of 'rechts' denken enzovoort... helemaal overtuigen doet het toch niet. Ook in Spoken blijkt Jef zichzelf erg 'links' te vinden. Anticlericaal was hij wel, en dan nog! In het echte leven ging Jef braafjes met moeder de vrouw naar de kerk, en de grote anticlericale Jan uithangen deed hij enkel met drinkebroer Pinto, die ook 'alles haat wat met de Roomse kerk te maken heeft' maar die het groot koperen kruisbeeld uit zijn woonkamer pas door het raam gooit als hij dronken is en zijn vrouw in het verre Europa verblijft [G1,73]. Jef de pantoffelheld! Lees even mee:
Met twee valse loonstaten was de moeilijkheid uit de weg geruimd, ik móest wel want mijn vrouw schreef de cheques en ze was krenterig als een hoofdkassier van de Nationale Bank [G1, 112]
en
Kan je me geen fles gin en een fles cointreau verkopen zonder dat mijn vrouw het weet [G1, 175]
Haha! En dan maar afgeven op gefrustreerde mannen die geld betalen voor iets dat gratis (enz) moet gebeuren in vochtige lakens (enz enz) [G1,176] terwijl hij vijf bladzijden eerder net 4000 frank betaald heeft aan zijn geliefde (hij had gedacht er met 3000 vanaf te komen), die hem daarna wel 'de liefste vent die ik ooit heb gekend' noemt. Zoals bij de macho-Hemingway gaapt er een levensgrote kloof tussen de macho-Geeraerts en de bange burgerman die de nachtmerries van zich af moest schrijven. Een laatste voorbeeld als uitsmijter: de roman-Jef danst met zijn zoveelste wondervrouw, ze was even groot als ik, een lange stoot van een wijf [G2, 30]. Nu, de échte Jef was zo klein dat hij op verhoogde schoenen door het leven ging. 

Terug naar de literatuur! Een groot schrijver is iemand die minstens 1 groot boek geschreven heeft, zoals bij Geeraerts het geval is. Naast G1+2 vond ik ook Ik ben maar een neger (1962) en Het verhaal van Matsombo (1966) zeer goed. [Achteraf heb ik hieraan toegevoegd: Gangreen 4 en Dood in Bourgondië.] De rest viel ferm tegen, van Tien brieven omtrent liefde en dood (1971) tot en met De nachtvogels (1994). Op aanraden las ik ook de z.g. thriller Drugs (1983): een plot vol gaten, en ook taalkundig vond ik het slecht. (Die obsessie voor de 'CVP-staat' en de macht van de rijkswacht is ook redelijk belegen; we hebben vandaag wel andere katten te geselen.) Andere werken in dat genre heb ik aan mij laten voorbijgaan.

Toevoeging 9 juli 2015. Ik heb na Gangreen 2 onmiddellijk Gangreen 4: het zevende zegel herlezen. Dat is de juiste chronologie, want G4 beschrijft de periode tussen de terugkeer uit Kongo en de dag, drie jaar later, waarop Jef zijn vrouw en drie kinderen zonder middelen van bestaan in de steek liet. Ik had er geen te beste herinneringen aan, maar zie: het viel erg mee, zowel van vorm als van inhoud. Grote literatuur kan men deze biopic à la Clem Schouwenaars wel niet noemen. Zo komt er een aantal keer een opsomming in voor van het type Toen gebeurde er kort na elkaar (1) (2) (3) en (4), nummers inbegrepen. De literaire verwerking van die notities moest eigenlijk nog beginnen! Maar om ook iets goeds te zeggen: J.G. stelt zich niét fraaier voor dan hij was/is. Jef-de-laffe-pantoffelheld, eerst werkloos dan bediende in de autohandel dan overjaarse student, labiel, depressief, egocentrisch, verslaafd aan hoeren, drank en pillen, afschuwelijke vader en schimmige echtgenoot, wordt zonder retouches onder de neonlampen gelegd. Naar Geeraerts-normen is de beschrijving van het gespannen huwelijk zelfs 'genuanceerd' te noemen, en zijn vrouw (Josée Swaelen, vier jaar ouder dan Jef) komt er beter uit dan hijzelf. Zijn portret van haar kan misschien aangevuld worden met het onderstaande, eveneens authentieke Geeraerts (weliswaar Ilse, niet Jozef).
Ze was een heel mooie vrouw, extreem lief en verstandig. Ze was natuurlijk een kind van haar tijd en heel katholiek opgevoed, anders dan mijn vrijzinnige vader. Ik heb als puber veel botsingen gehad met haar, maar ik was dan ook geen gemakkelijk kind. Ze was ook heel sterk, want ze heeft toch maar helemaal alleen drie kinderen opgevoed. (Het Nieuwsblad, 18 april 2010, hier te lezen.)

Hierna ben ik begonnen aan Gangreen 3, maar dat valt eerder tegen. Jef reconstrueert met therapeutische bedoelingen minutieus zijn verleden, van meester A naar pater B, van nonkel X naar tante Y, maar de lezer heeft daar niet altijd veel boodschap aan. De obligate erotiek met 'Antinea' ligt er ook nogal kunstmatig bovenop.

* *


Toevoeging 4 maart 2017. Ik heb Dood in Bourgondië in één ruk herlezen en ook in de categorie goed tot zeer goed ondergebracht. In 1976 was de geliefde (en latere vrouw) van de schrijver, Eleonore Vigenon, hervallen van tuberculose, en deed zich bovendien een buitenbaarmoederlijke zwangerschap voor. Volgens de schrijver werd die niet tijdig herkend en niet adequaat behandeld, wat het leven en (bij incompetente operatie) de fysieke integriteit van de vrouw in gevaar bracht. Zij voert in het boek ook zelf de pen, met name in een passage van een dertigtal bladzijden waar eenzelfde episode door beiden afzonderlijk, in parallelle kolommen, neergeschreven wordt. Het boek is voor het overige een typische Geeraerts met, naast de pijn en fysieke ellende die het onderwerp meebracht, veel romantiek, erotiek, drugs en drank. De wraakneming op de (volgens hem) incompetente arts wordt zeer uitvoerig gedocumenteerd, een beetje zoals de (deels fictieve) militaire operaties in Gangreen 2. Er gaat een grote authenticiteit van uit, te meer omdat de personages 'professor Deyne', 'Dr. Rixen', 'dr. Togo', het 'staatsziekenhuis' en 'La clinique libérale' zeer herkenbaar zijn voor wie met de Gentse situatie ietwat vertrouwd is. Naast Jef en Eleonore treden ook andere personages onder hun eigen naam op, waaronder personen die zich over dr. 'Rixen', die dit ook zelf kan nalezen, ongunstig uitlaten. De man komt er, in vergelijking met de razende en permanent beschonken schrijver, overigens zeer waardig uit
Ik vergeef het u, kunstenaars zijn altijd een beetje impulsief (p.154) 
en ook de gevoelens van Jef zelf zijn vreemd ambigu
Kapot van medelijden sta ik hem aan te kijken. Moet me uit alle macht bedwingen om mijn wang niet tegen de zijne aan te drukken, zijn haar te strelen, te smeken alles te vergeten, voortaan vrienden te zijn.
Met een ruk keer ik me om en ren door de nevel naar de wagen. Waarvan ik wezenloos het portier open. De contactsleutel in het slot steek. Met mijn hoofd op het stuur ga liggen. (p.157)
Wat dat betreft moest ik denken aan Gangreen 4, waar Jef de auteur toch voldoende afstand neemt van zijn rancunes om de tegenpartij niet helemaal als eendimensionale karikatuur af te beelden.

Over de medische kant van de zaak kan de lezer van nu (die de feiten dan nog via 1 van de partijen verneemt) evenmin oordelen als de schrijver van toen. Voor eenzelfde situatie geplaatst zullen verschillende dokters allicht verschillend oordelen, en er is de universele wat-heeft-die-hier-aangericht-mentaliteit onder beroepsgenoten, de ene loodgieter over de andere, evengoed als de ene dokter over de andere mochten de laatsten zich even onomwonden uitspreken als de loodgieters. Jef haalt dan maar de ultieme dooddoener uit de kast: het is een maffia die elkaar de hand boven het hoofd houdt.

T.a.v. Jef-zaliger, die zich zo druk maakte over de medische deontologie: is het goed te keuren dat men een schrijver toelaat een abortus bij te wonen (Amsterdam), en een baarmoederextractie (Gent)? Voor een medische student hoort dat bij de opleiding, maar voor een schrijver? Heeft de patiënte in beide gevallen haar voorafgaandelijke toestemming verleend? Zoniet, gaan die dokters wel vrijuit?

Over naar het louter literaire. Ik vond de compositie verwarrend, en kon de chronologie niet goed volgen. Tot mijn verbazing werd ik op twee plaatsen geconfronteerd met de zulle, een dialectwoord voor drempel, zonder enige toegevoegde couleur locale. Wat nu een rotonde heet noemde Jef in 1976 een rondpoint, en van de vergelijking onhoorbaar giechelend als een kropdrager uit een afgelegen Zwitsers dal (p.182) begreep ik niets. (Die mysterieuze 'kropdrager' komt al voor in Ik ben maar een neger.) Maar alles bij elkaar toch een beklijvend boek. Ik blijf erbij: Geeraerts is een groot schrijver.


* * *