Pages

25 October 2014

Een bladzijde Musil

Robert Musil,  
De man zonder eigenschappen, 
vertaald door Ingeborg Lesener, 
Meulenhoff Amsterdam 1989.

Tweede Boek, Derde Deel, 
13. Ulrich komt terug en wordt door de generaal ingelicht over alles wat hij heeft gemist

*

Situering. Wenen, begin 1914. In hoge kringen worden voorbereidingen getroffen voor een grote nationale huldiging van de keizer in 1918, als hij zijn ambtsjubileum zal vieren. Secretaris van het z.g. 'concilie' is Ulrich, door een ex-vriend omschreven als 'de man zonder eigenschappen'. Als waarnemer is bij de vergaderingen ook aanwezig generaal Stumm von Bordwehr, die met Ulrich familiair omgaat omdat zij elkaar van vroeger in het leger kennen. Ulrich is een tijdje weg geweest door het overlijden van zijn vader.

Terwijl Ulrich nog aan zijn bureau stond, rinkelde de telefoon, en toen Ulrich de hoorn opnam hoorde hij 'Ministerie van Oorlog, u spreekt met de afdeling Cultuur en Educatie, korporaal Hirsch', die, stomverbaasd opeens tegen Ulrichs eigen stem op te botsen, ijverig verzekerde dat Zijne Excellentie hem had bevolen elke morgen om tien uur te bellen, en dat hij meteen zelf aan de lijn zou komen.

Vijf minuten later bezwoer Stumm hem dat hij nog diezelfde ochtend 'bij uitstek belangrijke conferenties' moest bijwonen en Ulrich per se voordien nog moest spreken; op de vraag wat er aan de hand was en waarom het niet telefonisch kon worden afgedaan, zuchtte hij in de hoorn en maakte gewag van 'mededelingen, zorgen, problemen', zonder dat er iets naders uit hem te krijgen was. Twintig minuten later stopte er echter een fiaker van het ministerie van Oorlog voor het hek, en generaal Stumm betrad het huis, gevolgd door een ordonnans die een grote leren aktentas aan zijn schouder had hangen. Ulrich, die dit magazijn van 's generaals intellectuele zorgen nog heel goed kende van de opmarsplannen en het kadaster van grote gedachten [voorstellen van de generaal voor de geplande viering—C.I.], fronste vragend zijn wenkbrauwen. Stumm von Bordwehr glimlachte, stuurde de ordonnans terug naar de wagen, opende zijn tuniek om het sleuteltje van het veiligheidsslot te voorschijn te halen, dat hij aan een kettinkje om zijn hals droeg, en trok zonder een woord te zeggen twee grote commiesbroden voor de dag uit de tas die verder niets bevatte.

'Ons nieuwe brood,' verklaarde hij na een retorische pauze, 'ik heb het voor je meegebracht om te proeven!'

'Dat vind ik nu fideel van je,' zei Ulrich, 'dat je mij na een hele nacht reizen brood brengt in plaats van me te laten slapen.'

'Als je een borrel in huis hebt, wat wel aannemelijk is,' wierp de generaal tegen, 'gaat er na een doorwaakte nacht niets boven brood en jenever als ontbijt. Je hebt me eens verteld dat ons commiesbrood het enige is wat je in 's keizers dienst beviel, en ik mag graag beweren dat het Oostenrijkse leger als het om brood maken gaat op alle andere legers voorligt, vooral sinds de intendance dit nieuwe model "1914" heeft gelanceerd! Daarom heb ik het hier, dat is één reden. En verder, moet je weten, doe ik dat nu ook uit principe. Ik hoef natuurlijk niet de hele dag op mijn stoel te zitten en verantwoording af te leggen over elke stap die ik buiten mijn kamer zet, dat spreekt vanzelf; maar je weet dat de generale staf niet voor niets het Jezuïetencorps heet, en er wordt altijd gefluisterd als iemand vaak weg is, en Excellentie von Frost, mijn chef, heeft per slot misschien toch nog geen volstrekt juiste voorstelling van de omvang van de geest—van de civiele geest, bedoel ik—en daarom neem ik sinds enige tijd dus altijd die tas mee en een ordonnans, als ik er even uit wil, en om de ordonnans niet te laten denken dat de tas leeg is, stop ik er elke keer twee broden in.' [etc.etc.]

* *

P.S. De man zonder eigenschappen is onvoltooid gebleven. Het is voor 1/3 onderhoudend en soms ronduit geestig, maar bestaat voor 2/3 uit onuitstaanbare zever opgebouwd rond quasi-diepzinnige beschouwingen die doen denken aan de puberale 'verhandelingen' uit de middelbare school. Wie daarvan wil overtuigd worden kan zich hier met de Duitse tekst meten.






21 October 2014

Open brief (z.g. racistisch) van Brigitte Bardot

Éditions Grasset & Fasquelle, 1999
p. 693-694 (hier de originele bladzijden)


Open brief aan mijn verloren Frankrijk


Een rasechte Française, dat ben ik. Mijn opvoeding en afstamming hebben mij met lichaam en ziel geworteld in dit land dat het mijne is, en waarvoor mijn grootvader en mijn vader moedig gestreden hebben tegen de Teutoonse onderdrukking en inval in de loop van de laatste twee wereldoorlogen, 1914/1918 en 1939/1940. Hun verwondingen, oorlogskruis en Legioen van Eer maakten integraal deel uit van een familie-erfgoed dat ertoe bijgedragen heeft in mij een patriottisch gevoel te smeden, onbewust maar in die mate aanwezig, dat ik, op het toppunt van mijn cinematografische roem, altijd geweigerd heb uit te wijken naar de Verenigde Staten die mij stapels goud aanboden, om representatief te blijven voor het beeld van het Frankrijk dat mij ‘Marianne’ maakte nadat ik aan mijn natie het equivalent opgebracht had van de deviezen van de Régie Renault. 

Samen met generaal de Gaulle en de Eiffeltoren ben ik misschien de bekendste Française ter wereld. Zonder er enige persoonlijk glorie uit te halen heb ik mijn bekendheid ten dienste gesteld van het dierenleed. Op vijfentwintigjarige leeftijd, toen ik moedig en vastberaden het hoofd bood aan de OAS, die probeerde mij  af te persen, begon ik, met de hulp van minister Roger Frey, minder wrede slachtmethodes voor slachtdieren te promoten. Ik werd vegetariër nadat ik ingezien had welke gruwel de mensen die arme z.g. consumptiedieren aandeden.

De Franse wet bekommerde zich indertijd niet om het lijden of de stress van de dieren die bij bewustzijn gekeeld werden en eindeloos leegbloedden. Die Franse wet werd, na tien lange jaren, gewijzigd en de dieren kregen het armzalige voorrecht om elektrisch versuft of verdoofd te worden, wat hun hart voort liet kloppen om ze leeg te laten bloeden, maar in een staat van onbewustzijn die hun het leed bespaarde zich langzaam te voelen sterven. Het was voor mij een trieste overwinning, maar toch een overwinning.

En zie, mijn land, Frankrijk, mijn grond, is opnieuw overweldigd, met de zegen van onze opeenvolgende bestuurders, door een vreemde overbevolking, met name islamitisch, waarmee wij verbonden worden, en naar wier wetten wij ons onderdanig plooien.  Van die islamitische overstroming moeten wij tegen wil en dank alle tradities ondergaan, de slechte interpretaties van hun godsdienst en het misprijzen voor de openbare orde waaraan onze politieke leiders zich onderwerpen met een lafheid die enkel in hun beunhazerij haar gelijke vindt.

Jaar na jaar zien wij de moskeeën zowat overal in Frankrijk opbloeien, terwijl onze klokkentorens zwijgen bij gebrek aan pastoors. Jaar na jaar veranderen de rituele slachtingen, heel vaak klandestien, zonder voorafgaande verdoving, de slachthuizen in plaatsen van verschrikking, waar de dieren, onze dieren, een doodstrijd en pijnigingen ondergaan vergelijkbaar met de wreedste heidense offers. En dan, naast dit alledaagse, dat onwettig is maar toegelaten en aanvaard wordt door de minister van Binnenlandse Zaken, is er de gruwel het Offerfeest die zich overal in Franktijk voltrekt en elk islamitisch gezinshoofd toestaat ‘zijn’ schaap te slachten. Terreur, om het even waar, on het even hoe, zonder enige hygiënische controle, in velden die ‘verhuurd’ worden door bereidwillige landbouwers, met de goedkeuring welwillend verleend door sommige prefecten, in trappenhuizen, in badkuipen. Tienduizenden arme dieren het een na het ander gekeeld met messen die in meerdere of mindere mate geslepen zijn, door onhandige offeraars die zich vaak meer dan eens moeten herpakken, terwijl de kinderen, met bloed bespat, baden in dit magma van terreur, van bloed dat gulpt uit half doorgesneden keeladers.

Zijn wij dan gek geworden, dat wij in die mate het onaanvaardbare aanvaarden? Waarom reageren wij niet, zoals die schapen die voorbestemd zijn voor onwettige offers? Zijn de Fransen lafhartig geworden, lafaards die zich tot de laatste druppel laten leegzuigen door belastingen die steeds  onaanvaardbaarder worden, en die de staat nog danken dat hij hun nog hun ogen laat om te wenen? Moet men, na de dolle koeien van de ‘menselijke waanzin’, doorgaan met het aanvaarden van de barbaarse concentratiekweek, waar koeien, kalveren, kippen, varkens… ingespoten en gevuld worden met scheikundige producten? Wie zou er geen weerzin van krijgen, zich te voeden met dat wrede dierenleed?

Gedurende vele jaren heb ik alle betrokken ministers gesproken, ik heb contact gehad met recteur Boubakeur van de Grote Moskee van Parijs, daarna met zijn zoon. Ik heb niets verkregen. Niets. Daarom schrijf ik vandaag, uitgeput, ontmoedigd, niet meer wetend wie te aanroepen of tot welke macht mij te wenden, omdat ze toch allemaal geleid worden door eenzelfde gedachte, deze brief aan ‘Opinions’. Ik verwijs ook naar het uittreksel van een artikel geschreven door Émile Zola aan de Figaro, op 21 maart 1896, waarin hij dit schreef: Zouden wij niet, over alle landen heen, kunnen beginnen met het eens te zijn over de liefde die men de dieren verschuldigd is? Misschien zou men, uitgaande van deze universele dierenliefde over de grenzen heen, tot universele mensenliefde komen?

Ik stel de vraag aan de regering van mijn land, aan de president voor wie ik gestemd heb met alle hoop in het hart, aan hen die ons vanuit Brussel op catastrofale wijze besturen, aan hen die ons het leugenachtig en idiote Diktat van de beruchte ‘Rechten van de Mens’ opleggen. Zou ik dan toch binnenkort verplicht zijn mijn land, verworden tot bloederige en gewelddadige grond, te ontvluchten om uit te wijken, en om elders, zelf emigrante geworden, het respect en de achting te vinden die ons helaas dagelijks ontzegd worden?


Brigitte BARDOT.


 *
*     *
 
In oktober 2001 heeft het Franse Hof van Cassatie Brigitte Bardot op grond van deze "Open brief aan mijn verloren Frankrijk" definitief veroordeeld voor aanzetten tot rassenhaat of rassengeweld.

Zover is het dus gekomen in Europa. Lees ook het proces Houellebecq






20 October 2014

Lettre ouverte (dite raciste) de Brigitte Bardot


Éditions Grasset & Fasquelle, 1999
p. 693-694 (photos pdf)


Lettre ouverte à ma France perdue

Française de souche, je suis. Mon éducation, mes antécédents m'ont enracinée corps et âme dans ce pays qui est le mien et pour lequel mon grand-père et mon père ont combattu courageusement l'oppression et l'envahissement germaniques au cours des deux dernières guerres mondiales, 1914/1918 et 1939/1945. Leurs blessures, leurs croix de guerre et leurs Légion d'honneur ont fait partie intégrante d'un patrimoine familial qui a contribué à forger en moi un sens patriotique subconscient mais si présent, qu'au summum de ma plus grande gloire cinématographique j'ai toujours refusé de m'expatrier aux États-Unis qui me proposaient des ponts d'or afin de rester représentative de l'image d'une France qui me fit « Marianne » après que j'eus rapporté à ma nation l'équivalent des devises de la Régie Renault.


Avec le général de Gaulle et la tour Eiffel, je suis peut-être la Française la plus connue au monde. N'en tirant aucune gloire personnelle, je mis cette célébrité au service de la détresse animale. A l'âge de vingt-cinq ans, alors que l'O.A.S. essayait de me racketter que je leur tins tête avec courage et détermination, je commençai, avec l'aide du ministre Roger Frey, à mettre en place des méthodes d'abattage moins cruelles pour les animaux d'abattoirs. Je devins végétarienne après avoir compris l'horreur que les hommes faisaient subir à ces pauvres bêtes dites de consommation.

La loi française qui, à l'époque, ne se souciait ni de la souffrance ni du stress des animaux égorgés conscients n'en finissant plus de se vider de leur sang, la loi française, au bout de dix longues années, fut changée et les animaux eurent le pauvre privilège d'être étourdis ou anesthésiés électriquement, ce qui permettait à la coeur de continuer de battre afin de les vider de leur sang mais dans un état d'inconscience qui leur évitait la douleur de se sentir mourir lentement. Ce fut pour moi une triste victoire, mais une victoire quand même.

Et puis voilà que mon pays, la France, ma patrie, ma terre, est de nouveau envahie, avec la bénédiction de nos gouvernants successifs, par une surpopulation étrangère, notamment musulmane, à laquelle nous faisons allégeance ! Au droit desquels nous nous plions avec soumission.
De ce débordement islamique nous devons subir à nos corps défendants toutes les traditions, pour beaucoup les mauvaises interprétations de leur religion et le mépris de l'ordre public devant lequel nos dirigeants politiques se soumettent avec une lâcheté qui n'a d'égale que « leur trouille ».

D'année en année nous voyons fleurir les mosquées un peu partout en France, alors que nos clochers d'églises se taisent faute de curés. D'année en année, les abattages rituels, très souvent clandestins, sans étourdissement préalable, transforment les abattoirs en lieux d'épouvante où les animaux, nos animaux, subissent des agonies et des supplices dignes des plus atroces sacrifices païens. Et puis, en plus de ce quotidien hors la loi mais admis et accepté par le ministère de l'Intérieur, il y a l'atroce « Aïd-el-Kébir » qui se développe partout en France et autorise chaque chef de famille musulmane à égorger « son » mouton. La terreur, n'importe où, n'importe comment, sans contrôle sanitaire, dans des champs « loués » par des agriculteurs complaisants, avec l'aval des dérogations généreusement accordées par certains préfets, dans des escaliers d'immeuble, dans des baignoires. Pauvres dizaines de milliers de bêtes égorgées les unes devant les autres avec des lames plus ou moins effilées, par des sacrificateurs maladroits qui doivent s'y reprendre à plusieurs fois, pendant que des gosses, éclaboussés de sang, baignent dans ce magma de terreur, de sang giclant des jugulaires mal tranchées.

Sommes-nous devenus fous d'accepter à ce point l'inacceptable ? Pourquoi tels ces moutons voués à des sacrifices illicites ne réagissons-nous pas ? Les Français sont-ils devenus des lâches, des couards qui se laissent pomper jusqu'à la dernière goutte par des impôts, de plus en plus inadmissibles, remerciant encore l'Etat de leur laisser leurs yeux pour pleurer ?
Faut-il, après les vaches folles de la « folie humaine », continuer et accepter la barbarie de l'élevage concentrationnaire où les vaches, veaux, poulets, cochons… sont piqués et gavés de produits chimiques ? Comment ne pas se révolter de se nourrir de l'atroce souffrance animale ?

J'ai, depuis de nombreuses années, vu tous les ministres concernés, j'ai été en relation avec le recteur Boubakeur de la Grande Mosquée de Paris, puis avec son fils. Je n'ai rien obtenu. Rien.

Alors aujourd'hui, épuisée, écoeurée, ne sachant plus à quel saint me vouer, ni à quel pouvoir m'adresser puisqu'ils sont tous plus ou moins dirigés par une pensée unique, j'écris cette lettre à « Opinions ». Je me réfère aussi à l'extrait d'un article écrit par Emile Zola au Figaro, le 21 mars 1896, dans lequel il disait ces mots : « Alors est-ce qu'on ne pourrait pas de nation en nation commencer par tomber d'accord sur l'amour qu'on doit aux bêtes ? De cet amour universel des bêtes par-dessus les frontières, peut-être arriverait-on à l'universel amour des hommes. »

Je pose la question au gouvernement de mon pays, au président de la République pour lequel j'ai voté avec tout l'espoir du monde, à ceux qui nous dirigent de Bruxelles d'une façon désastreuse, à ceux qui nous imposent le diktat fallacieux et imbécile des fameux « Droits de l'homme ». Serais-je obligée, dans un avenir proche, de fuir mon pays devenu terre sanglante et violente pour m'expatrier, essayer de trouver ailleurs, en devenant moi-même émigrée, le respect et l'estime qui nous sont, hélas ! quotidiennement refusés ?

Brigitte BARDOT.


 *
*     *
 
En octobre 2001, la Cour de Cassation a définitivement reconnu coupable Brigitte Bardot de provocation à la haine ou à la violence raciales pour cette "Lettre ouverte à ma France perdue".

Voilà où on en est en Europe. Lire également: le procès Houellebecq.









10 October 2014

Hitler's olympic kiss (1936)

In 1936, Olympic Games were held in nazi capital Berlin. On August 15, Hitler sat watching swimming contests next to general von Mackensen. A young woman, who had taken his picture, came forward and asked for an autograph, which he willingly supplied. In return, the woman tried to kiss him on the cheek, and succeeded on her second try, in spite of his (amused) attempts to escape.







The event was filmed from nearby, and the 14 second reel can be downloaded here. Unfortunately, the triumphant return of the woman to her seat, applauded by everyone including Hitler, is not shown.

The German public was never informed of the event, though its hero escaped unharmed and even played a congenial role (officially endorsed during the games). Foreign press was less reluctant, especially after it turned out that the woman was American: Carla De Vries, from Norwalk, California. Here are three of many newspaper clippings. (F.l.t.r.: The Sydney Morning Herald, August 17, 1936; Nevada State Journal, August 24, 1936; The Milwaukee Sentinel, November 3, 1936.)



"The woman who kissed Adolf Hitler" gained some notoriety, and in the papers she was referred to by that name in two later events that had nothing to do with her Olympic feat. Months later, back home, she prevented an asylum patient from committing suicide and the following year, her husband George De Vries, who owned a huge dairy farm, had to face unions and strikers.

The left clipping reads as follows.
HERR HITLER Kissed by Excited Woman During Olympic Swimming
Berlin, Aug. 15.
Shortly before the finish of the men's1500 metres free-style swimming to-day, a plump woman, conspicuous in a red hat whom Black Guards repeatedly prevented from photographing Herr Hitler at close range, broke the cordon during the excitement of the finish of the race, shook Herr Hitler by the hand and then kissed him, while the crowd of 20,000 rocked with laughter. Herr Hitler, who was in high spirits, joined in the fun, clapping his hands as the woman returned triumphantly to her seat.
Herr Hitler arrived Just before the race, and sat with Field-Marshal Mackensen on a plain hard seat. He showed great excitement during the race, swaying from side to side, and rarely taking his eyes off the German swimmer, Arendt, till it was clear he would be beaten. Herr Hitler rose to his feet, applauding an exciting fight for second place.
Terada (Japan) made a new Olympic record, and won by 20 yards from Medica (U.S.A.), who beat Uto (Japan) by a touch.
After the kissing incident, the aquatic events continued amusingly. The water polo final between Germany and Belgium was prefaced by the incongruous spectacle of the German team, clad only In slips, bobbing up In the water and shouting: "Heil, Hitler."
The match was played in a bedlam of whistling and Jeering. There were shouts to the French referee to send out players. Fouls were frequent, and three players of either side were temporarily suspended.
Herr Hitler shared the excitement of the crowd. He was never still, and looked as grim as any onlooker as incidents developed or a goal threatened. Herr Hitler remained to the end. He received farewell aquatic "Hells" from the victorious Germans, and departed through a lane of extended arms.
And here is our heroin's own account, in the third clipping.
Wife of Californian Surprised at Stir She Caused.
Norwalk, Calif., November 2
Admitting surprise at comments caused by her stolen kiss from Chancellor Hitler during the Olympic games in Berlin, Mrs. Carla de Vries returned to her home here today.   
"Why, I simply embraced him because he appeared so friendly and gracious" said Mrs. De Vries, wife of George de Vries, dairyman.
"People sitting near Der Fuehrer's box began to cheer and applaud so loudly that I ran back to my husband and told him we had better leave.
I don't know why I did it. Certainly I hadn't planned such a thing. It's just that I'm a woman of impulses, I guess.
It happened when I went down to take Hitler's picture with my small movie camera. Hitler was leaning forward, smiling, and he seemed so friendly that I just stepped up and asked for his autograph, which he wrote on my swimming ticket. He kept on smiling and so I kissed him."




08 October 2014

Nazisme = vrede

Recentelijk is gebleken hoe buitengewoon belangrijk het is, een onderscheid te maken tussen een ideologie **** en ****-fundamentalisme, waarin bepaalde basisgeschriften blijkbaar zo verkeerd begrepen of uitgelegd worden dat zij wereldwijde verontwaardiging verwekken.

Zou dat ook het geval zijn met bonafide nationaal-socialisten ofte nazi's versus nazisten ofte nazi-fundamentalisten, die de woorden en geschriften van de grondlegger verkeerd begrijpen en gewelddadig toepassen? Dat het nazisme intrinsiek vreedzaam is blijkt in elk geval uit de woorden die zijn profeet op 7 september 1934, derde dag van de partijdag in Nüremberg, tot de Duitse jeugd richtte.


Hij zegt woordelijk het volgende (hier het filmfragment, minuut 45 tot minuut 46 in Leni Riefenstahl's Triumph des Willens):
Wij willen dat dit volk een vredelievend en ook dapper is, en gij moet vreedzaam zijn. (Langdurig applaus). En gij moet daarom vreedzaam zijn en moedig tegelijk. (Langdurig applaus en Heil!geroep)

(Origineel: Wir wollen dass dieses Volk ein friedliebend und aber auch tapfer ist, und ihr müsst friedhaftig sein. Und ihr müsst deshalb friedhaftig sein und mutig zugleich.)
Bewijzen de toejuichingen van de massa niet dat de nationaal-socialisten in overgrote mate deze vredesidee steunden?