Vlaanderen doet zijn intrede in de geschreven geschiedenis als Karolingische pagus (gouw), in het begin van de achtste eeuw, met Latijnse vermeldingen Flandrensis, Flanderenses, in Flandris. (Alle attestaties in Gysseling, Toponymisch woordenboek, lemma Vlaanderen.) Een taalkundig en historisch zeer plausibele verklaring van de benaming danken we J. Dhondt en M. Gysseling, Vlaanderen, oorspronkelijke ligging en etymologie, in: Album Prof. Baur, Antwerpen 1948, I, 192-220. In 1975 (Vlaanderen, in: Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt-Amsterdam 1975, blz. 1906-1912, hier de integrale tekst) gaf Gysseling als stappen in de evolutie van het woord:
Wat er taalkundig ook van zij: de oorspronkelijke pagus Vlaanderen, veel kleiner dan het latere graafschap, was een brede strook langs de Noordzeekust. Men situeert die gouw vandaag de dag tussen het Zwin in het Oosten en de IJzer in het westen. (Zie figuur, ontleend aan Hillewaert e.a. blz 96.) Volgens Dhondt en Gysseling strekte de pagus Flandrensis zich nog verder westelijk uit.
De gouw bestond grotendeels uit onbedijkte schorren doorsneden met getijdengeulen en kreken. Twee keer per dag werd het gebied door de zee overspoeld. De eerste Vlamingen waren bewoners van de droge randgebieden, die de schorren gebruikten voor schapenteelt. (De bewoning van het poldergebied begint pas in de 9de-10de eeuw.) Plaatsen als Vlamingdam, Vlamingstraat, Vlamingpoort in Brugge en personen genaamd de Vlaminc, eigenaardige relicten in het huidige Vlaanderen, verwijzen naar het oorspronkelijke kust-Vlaanderen.
M. Devos e.a., Zeewoorden: een speurtocht naar de naamsverklaring van zandbanken, geulen en andere 'zee-begrippen', in: De Grote Rede 36, 2013, blz. 104-109.
B. Hillewaert, Y. Hollevoet en M. Ryckaert, Op het raakvlak van twee landschappen. De vroegste geschiedenis van Brugge, uitgeverij Van de Wiele, Brugge, 2011.
Toevoeging 31 juli 2015. Wij verwijzen graag naar de kritische analyse en de nieuwe mogelijke verklaring door Olivier van Renswoude, hier (Taaldacht 29 juli 2015). In deze verklaring is Vlaanderen = vlakten (*flanru, meervoud van *flan). Een bedenking die een mens toch door het hoofd schiet: waarom zouden de nieuwe Germaanse bewoners hun pas betreden schorrengebied vlakten willen noemen? Wat àchter hen lag was even vlak.
- Indo-Europese werkwoordstam pel-eu-, pleu-, met betekenis 'vloeien', terug te vinden in Middelnederlands vloed, 'overstroming'
- Germaans substantief flauma, 'overstroming', 'overstroomd land'
- volksnaam Flaumandras, 'diegenen die in of bij het overstroomde gebied wonen'
- streeknaam Flaumandrum (datief meervoud)
- vocaalverkorting Flamandrum
- samentrekking Flandrum
- ingveoons (kustgermaans) substantief *flaam-dra door aan *flaam het suffix -dra toe te voegen. Dit achtervoegsel werd gebruikt om zelfstandige naamwoorden te vormen uit werkwoordstammen. In *flaam-dra is het een (strikt genomen overbodig) stapelsuffix, omdat het eerste deel op zich al een substantief is. (Vergelijk met wegelkijn, verkleinwoord van het verkleinwoord wegel.)
- datief meervoud *flaamdra-um. Plaatsnamen staan vaak in die naamval, ook zonder dat het grondwoord de gedachte aan een meervoud opriep.
- oudnederlandse verzachting van f- tot v- (Nederlands vlam versus Duits Flamme.)
- vlaam-dr-em door verdoffing van de onbeklemtoonde achtervoegsels
- vlaam-dr-en door vervanging van de datiefuitgang -m door -en, eigenlijk de accusatief
- vlaan-dr-en door assimilatie van de m- aan de volgende -d. (Niet-gassimilieerd nog te vinden in 13de-eeuws vlaemdren en hedendaags Vlaming)
Wat er taalkundig ook van zij: de oorspronkelijke pagus Vlaanderen, veel kleiner dan het latere graafschap, was een brede strook langs de Noordzeekust. Men situeert die gouw vandaag de dag tussen het Zwin in het Oosten en de IJzer in het westen. (Zie figuur, ontleend aan Hillewaert e.a. blz 96.) Volgens Dhondt en Gysseling strekte de pagus Flandrensis zich nog verder westelijk uit.
De gouw bestond grotendeels uit onbedijkte schorren doorsneden met getijdengeulen en kreken. Twee keer per dag werd het gebied door de zee overspoeld. De eerste Vlamingen waren bewoners van de droge randgebieden, die de schorren gebruikten voor schapenteelt. (De bewoning van het poldergebied begint pas in de 9de-10de eeuw.) Plaatsen als Vlamingdam, Vlamingstraat, Vlamingpoort in Brugge en personen genaamd de Vlaminc, eigenaardige relicten in het huidige Vlaanderen, verwijzen naar het oorspronkelijke kust-Vlaanderen.
*
* *
M. Devos e.a., Zeewoorden: een speurtocht naar de naamsverklaring van zandbanken, geulen en andere 'zee-begrippen', in: De Grote Rede 36, 2013, blz. 104-109.
B. Hillewaert, Y. Hollevoet en M. Ryckaert, Op het raakvlak van twee landschappen. De vroegste geschiedenis van Brugge, uitgeverij Van de Wiele, Brugge, 2011.
*
Toevoeging 31 juli 2015. Wij verwijzen graag naar de kritische analyse en de nieuwe mogelijke verklaring door Olivier van Renswoude, hier (Taaldacht 29 juli 2015). In deze verklaring is Vlaanderen = vlakten (*flanru, meervoud van *flan). Een bedenking die een mens toch door het hoofd schiet: waarom zouden de nieuwe Germaanse bewoners hun pas betreden schorrengebied vlakten willen noemen? Wat àchter hen lag was even vlak.