Pages

31 October 2013

Gentse verjaardagsromance voor Willem I (1837)

Uit 
(orangistische gedichten en liederen, door Charles Froment,
Pierre Lebrocquy en anonymi) 
blz. 125.

24 augustus was de verjaardag van Willem I.

* * *

Mon beau pays, tu reverras ton roi.
(24 août 1837)
Air: Rien, tendre amour.





Va, ne dis plus: L’espérance est perdue, 
Du sort inique il faut subir la loi. –
Qu’à mes accens la foi te soit rendue; 
Mon beau pays, tu reverras ton roi.

N’entends-tu pas s’apaiser la tempête? 
La foudre éteinte inspire moins d’effroi.
L’esprit du mal enfin courbe la tête. 
Mon beau pays, tu reverras ton roi.

Il gronde en vain, le monstre qu’on enchaîne;
Il crie en vain: Peuple, reviens à moi. – 
Pour la révolte indifférence ou haine.
Mon beau pays, tu reverras ton roi.

Au peuple armé l’on promit des prodiges.
Le peuple dit: On a surpris ma foi: 
De mes erreurs j’ai vu fuir les prestiges. –
Mon beau pays, tu reverras ton roi.

Des feux follets l’éclat est éphémère.
Le ver luisant, qu’on voit avec effroi, 
S’évanouit quand revient la lumière.
Mon beau pays, tu reverras ton roi.

L’aurore est là. Plus de trompeur fantôme;
On se réveille, on juge avec émoi 
Le faux, le vrai, Léopold et Guillaume.
Mon beau pays, tu reverras ton roi.

Oui, sur nos bords, la naissante lumière
De la révolte éclaire le convoi. 
C’est le signal du retour d’un bon père.
Mon beau pays, tu reverras ton roi.


* * * 

De aangegeven zangwijze is die van de romance Rien, tendre amour uit de opéra-comique Gulistan ou Le hulla de Samarcande (1805) van Nicolas Dalayrac. (Hier met pianobegeleiding.) De zangstem alleen, met drie strofen uit Mon beau pays:



 Hier te beluisteren in een synthetische uitvoering voor piano.


28 October 2013

Orangistisch Gents volkslied (1838), Nederlandse versie

1. De tekst



D e   w a r e   V r y h e i d.

Gentsch Volkslied,

By het inhulden van het standbeeld der zooge-
noemde vryheidsgodin, te Brussel.





Te Brussel pronkt een’ afgodin,
Door huichelaers geroemd;
De dwaze schenkt haer eer en min,
Daer hy haer Vryheid noemt.
Die Vryheid is mij onbekend,
Ik ben een zoon van Gent.

De ware Vryheid wordt aenbeên
Door Arteveldes zoon,
Maer zoo als zy van ouds verscheen,
Weldadig, rein en schoon.
Al andere is my onbekend,
Ik ben een zoon van Gent.

Gy Willem, Hoorn en Egmont
Stortet voor haer uw bloed;
Neen, roept men nu, de Vryheid stond
Bij Alva’s dweepersstoet!....
Die Vryheid is mij onbekend,
Ik ben een zoon van Gent.

Wie onzer knielde voor haer neêr?
Het graeuw omringt haer’ troon,
Een monik is haer tempelheer,
Een klooster is haer’ woon.
Die Vryheid is mij onbekend,
Ik ben een zoon van Gent.

De Vryheid draegt een godlyk merk.
Geen dweepzucht, moord noch brand,
Maer rykdom, rust en eerlyk werk
Zyn vruchten van haer’ hand.
Al andere is my onbekend,
Ik ben een zoon van Gent.

‘t Schynheilig Brussel heeft gedekt
Haer altyd naekte borst.
‘t Zy zoo: die boezem ombevlekt
Laeft toch geen moniks dorst.
Die kloeke borst is my bekend.
Ik ben een zoon van Gent.

O Gent, myne eerste en laetste min!
Wees u altyd gelyk,
Werk, hoop, volhard, eens uw Godin
Daelt weêr uit hooger ryk.
Afgodery blyve onbekend
Aen allen zoon van Gent.
Pieter Lebrocquy
24 sept. 1838

Uit: De dulle Griete. Vlaemsche liedekens op den tyd.

Opmerking: de tekst is anti-'Brussel' en anticlericaal, maar —anders dan in de Franse versie—wordt noch 'Oranje' noch 'Nassau' genoemd. 



2. De muziek

Lebrocquy geeft ook de melodie mee: te zingen op de wijze van Gelyk een Roos in 't groene veld, sinds het begin van de 19de eeuw een alom bekend lied. Hier de eerste en derde strofe van De ware vrijheid op die melodie (tweestemmig):



In een synthetische tweestemmige (instrumentale) uitvoering is het hier te beluisteren. Lees hier meer over Pierre/Pieter Lebrocquy.


23 October 2013

De herkomst van Zwarte Piet

In het goed gedocumenteerde Sinterklaasboek van Boer en Helsloot (Waanders uitgevers, Zwolle, 2009) vinden we op blz.184 een plausibele herkomst van Zwarte Piet, die bedacht is door de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman. Dit is een plaatje uit diens boek van 1850 Sint Nikolaas en zijn knecht (hier in te kijken):


en dit is wat Schenkman had kunnen zien in het Rijksmuseum:


onderdeel van Thomas Hees met zijn neven Jan en Andries Hees en een bediende, door Michiel van Musscher, 1687. De Nederlandse diplomaat in Barbarije (o.m. belast met het vrijkopen van Nederlandse slaven) houdt er een zwarte bediende in een wit-met-rode tuniek op na, en etaleert aan de muur een geweer behangen met allerlei voorwerpen. Idem de Sint van Schenkman.

De gelijkenis is treffend, hoewel de Zwarte Piet van Schenkman geen hoofddeksel, geen oorbellen en geen kniebroek draagt. Is dit inderdaad de inspiratie van Schenkman, dan is Zwarte Piet afkomstig uit Barbarije (Noord-Afrika) en heet hij (lees het hier) Thomas de neger, 17 jaar. Een zwarte slaaf, uit moslimhand gekocht, in huisdienst van een diplomaat die Europese slaven uit moslimhanden vrijkocht!

P.S.1. Men kan oudere westerse afbeeldingen van negers vinden, zoals dit Portret van een Afrikaanse man van Jan Mostaert, in het Rijksmuseum.


Behalve de huidskleur is er geen verband met de Zwarte Piet van Schenkman.

P.S.2. Schenkman was niet de eerste om Sinterklaas een gezel of helper te geven. Men treft ze over heel Europa aan, als Knecht Ruprecht, Krampus, le Père Fouettard enz. (hier een hele lijst), en sommige zijn aantoonbaar ouder dan de Zwarte Piet van Schenkman. In Schumanns op. 68, Album für die Jugend, draagt nr 12, in het onderdeel Für Kleinere, als titel Knecht Ruprecht. De compositie dateert van 1848, en een uitgave van 1849 vertoont op het titelblad (hier in zijn geheel) een vignet met een voorstelling van Knecht Ruprecht:


Het lijkt om een goedaardige figuur te gaan, niet zwart, die vruchten uitstort uit een zak op zijn rug.





19 October 2013

Two theorems by Thales

Most ancient peoples on earth could count, the Egyptians had geometrical rules of thumb, the Chinese had notions of geometrical proof, but geometry as a part of abstract mathematics did not exist anywhere before the Greeks. They, and only they, created the impressive abstract system of definitions, axioms and proofs which, with all its imperfections, has remained one of the major achievements of the human mind. The difference with basic everyday math is huge; it's the difference between counting moons (as all peoples do) and proving that there are infinitely many prime numbers (as the Greeks did). 

For those who think that geometry, following the dogms of political correctness, must have originated in any continent and culture, we give two theorems attributed to the Greek philosopher Thales. Consider them for a while, then try to find out what your ancestors were dealing with in 550 BC, when Thales died.

Theorem 1. Three parallel lines (yellow) cut a transversal (white, 3 examples) in a proportion which is independent of the position of the transversal. For the three examples, we have AB:BC=DE:EF=GH:HI.



Theorem 2. Consider two points on a circle (yellow). Any point on the circle forms with the given points an angle (white, 3 examples) whose magnitude is independent of its position, as long as it remains on the same side of the straight line through the given points. 
It's both instructive and sobering, to try and prove this old stuff from scratch. Enjoy!

(add grin)


13 October 2013

Universiteit Gent, Opleiding Wiskunde, Analyse 1-2-3


In 1968, in de toenmalige licentie wiskunde, heb ik analyse als grondig vak gekozen. Toen ik afgestudeerd was werd ik assistent in het toenmalige seminarie analyse, en ik heb daar eerst oefeningen analyse gegeven, daarna de theorie, eerst als suppleant en tenslotte als lid van het Z.A.P. (zelfstandig academisch personeel). (En passant: oefeningen geven is veel moeilijker dan theorie en eigenlijk zou men het eerste aan het meest gekwalificeerde personeel moeten toevertrouwen.) Dat is zo gebleven tot ik met pensioen ging, per 1 oktober 2012. Mijn licentiaatsverhandeling, doctoraatsthesis, publicaties en aangeboden keuzevak liggen alle in het domein van de Analyse.

Terugrekenend kom ik uit op 44 jaar trouwe toewijding aan de Analyse, waaraan men in recente jaren soms het adjectief wiskundig toevoegt om bij buitenstaanders verwarring met andere vormen van 'analyse' uit te sluiten. In het Engels heet het vak Calculus als het om de elementaire delen gaat, en (Mathematical) Analysis voor de gevorderde onderdelen. De onderwijsstandaard in België is (was?) zo, dat Analyse de juiste term is, want bij het opleiden van wiskundigen zakken wij niet zo laag als Calculus. Die Latijnse term betekent overigens 'steentje', want de Romeinen rekenden met steentjes. Daarna ging het ook 'rekentechniek' betekenen, zoals in Calculus differentialis et integralis, zijnde Differentiaal- en integraalrekening. In die benaming vindt men de basisoperaties van de analyse weerspiegeld: afleiden en integreren (allebei in de wiskundige betekenis).

Hoewel ik als lesgever een uitstekende reputatie genoot —kritiek kreeg ik enkel voor mijn witte kiel en mijn maniakale stiptheid— is mij het lesgeven in een wiskundige discipline altijd als onefficiënt voorgekomen, zeker als men de kosten (tijd geïnvesteerd door de lesgever en door de toehoorder) vergelijkt met de baten (overdracht van kennis en kunde). Een goede cursus (gedrukte syllabus) daarentegen is wél efficiënt, en ik heb daar veel moeite aan besteed. Ik wou een cursus waar alles in stond, zodat de lesgever eigenlijk overbodig was. Het ideaal dat mij voor ogen stond was de cursus Analytische Mechanica die wij gekregen hadden van prof. Mertens, hoewel hij nog verder ging dan ik. Op een van zijn bladzijden vernoemde hij een cilinder met hoogte h en straal R, en zowaar, de figuur stond erbij! (Nu ik toch namen noem: mijn manier van lesgeven blijkt die van prof. Backès te zijn, van wie ik zelf Analyse gekregen heb. Er zijn slechtere voorbeelden.)

Analyse 1-2-3 heb ik geschreven voor en gegeven aan de studenten Wiskunde, toekomstige beroepswiskundigen dus. Analyse 1 en (gedeeltelijk) Analyse 2 werden ook gevolgd door de studenten Fysica, voor wie die vakken een middel zijn en geen doel op zich.

Hieronder geef ik mijn cursussen Analyse 1, 2 en 3, maar niet de jongste versies. De Opleidingscommissie Wiskunde heeft goede redenen gehad om op een zeker moment de opbouw van de 5 verplichte analysevakken op een bepaalde manier te veranderen, maar mijn eigen voorkeur gaat uit naar de vroegere opbouw:

Analyse 1 = functies van één reële veranderlijke
Analyse 2a = functies van verschillende reële veranderlijken
Analyse 2b = functies van een complexe veranderlijke
Analyse 3 = maat en integraal.

In die opbouw werd de abstractie geleidelijk opgebouwd, met maat- en integratietheorie als eerste echt abstract vak. Ook sluiten de functies van een complexe veranderlijke naadloos aan bij de functies van twee veranderlijken. (Het verschil is Cauchy-Riemann, maar dat zult u zelf wel lezen.) Mijn Analyse 3 heb ik altijd te moeilijk gevonden op die plaats (het tweede jaar), maar het vak is al aan mijn opvolger overgegaan voor ik het juiste niveau gevonden had. Hij heeft dat ongetwijfeld in die zin verbeterd. Veel leesgenot met

Analyse 1 (2011-2012, maar lees ook deze fraaie versie van Fourierreeksen, te laat gevonden om nog in een cursus te komen)
Analyse 2 (2009-2010)
Analyse 3 (2008-2009).
Hieraan is veel later toegevoegd de virtuele cursus 

Analyse 0  (2024), bevattende wat in theorie voorafgaat aan Analyse 1.

P.S. Ik heb decennialang op een zeer typische manier lesgegeven: in witte kiel en met een aanwijsstok. (Ooit heb ik van de studenten-sinterklaas zelfs een echte biljartkeu cadeau gekregen.) Op zekere dag in 2002 kwam ik, punctueel als altijd, mijn leszaal binnen en kwam oog in oog te staan met een dubbelganger: een student in een witte kiel met aanwijsstok, die doodgemoedereerd op mijn manier les begon te geven. Ik ben dan maar gaan zitten en heb een tijdje zijn les meegevolgd, tot ik het mocht overnemen. Hier de foto van de confrontatie:


Mijn dubbelganger heet Bart Van Peer, en hij blijkt vandaag mee te werken aan de comedygroep rond Lieven Scheire (eveneens een oud-student van mij).

P.S. Op het internet valt dit te rapen:

en dit:
















09 October 2013

Orangistische schranspartijen in Gent

Uit  
Gedenkbladen van Willem Rogghé, Gent, Vuylsteke, 1898, blz. 196-202. 
(Originele bladzijden hier.)

*
*    *

Een man, wiens loopbaan ik, in mijne jongelingsjaren, met de meeste belangstelling gadesloeg, was Pieter Lebrocquy.  (...) Na van 1823 tot 1829 werkzaam te zijn geweest aan een zestal zoo Vlaamsche als Fransche dagbladen, waarin hij de verguizers van het koninkrijk der Nederlanden duchtig te woord stond, werd hij in de rampzalige dagen van 1830 gehecht aan le Messager de Gand, den stouten tolk van het Gentsche Oranjisme.

In die beroerlijke oogenblikken stond hij met koenheid zijn stuk. Men weet hoe de patriotten tot tweemaal toe de werkhuizen van den Messager gingen verwoesten. Lebrocquy liep hierbij levensgevaar, doch wist bij middel eener verkleeding Rijsel te bereiken, waar zich eene colonie van omtrent zestig Oranjistische Gentenaars had gevestigd. (...)

Een tijd lang was hij te Gent een man met wezenlijke populariteit, vooral na het verschijnen zijner Dulle Griet (1839), eene verzameling van bijtende liedjes, bestemd om bij het volk afkeer tegen het Belgisch beheer op te wekken, en die op straat, in de herbergen, overal werden gezongen. (...)

Eindelijk begon er ook te Gent verflauwing in het oranjisme te komen! Hoe kon het anders? In 1839 had Willem I het verdrag van Londen geteekend ; toen die mare te Gent toekwam, gingen er onder 's vorsten trouwste aanhangers kreten van woede en verontwaardiging op; menigeen verweet het hem als eene lafheid. Een kern mannen, de onbuigzamen, met Metdepenningen


aan het hoofd, gaven nog den moed niet op en wilden toch den kamp ter herstelling van het groote koninkrijk der Nederlanden voortzetten. Zij rekenden op de misslagen van het Belgisch staatsbestuur; misschien kon eene of andere gebeurtenis, het toeval, hun troef in de hand geven, en als uiterste middel bleef dan nog eene samenzwering, waaraan in 1839 en 1840 gedacht en gewerkt werd, onder anderen door een paar generaals en een nogal groot getal officieren van het Belgisch leger die zich verbonden hadden aan de uitbarsting werkzaam deel te nemen. Koning Willem zelf was niet vreemd aan dit plan; hij ondersteunde geldelijk de oranjistische diensten hier te lande.
Doch, de meeste Gentsche antirevolutionnairen oordeelden er anders over en vonden het gek zich nu nog meer oranjistisch te willen toonen dan Oranje zelf. Ten andere, eene omkeering was allengs in de gemoederen gekomen. Korts na 1830 waren te Gent de hoogere standen en het volk het eens in hunnen haat tegen het nieuwe bestuur; maar, na een achttal jaren, hadden de patriotten reeds meerderen invloed op het volk weten te verkrijgen, en zoo kwam het, dat de oranjisten meest allen tot de rijke burgerij behoorende, in weerwil van hunne taaie politieke volharding, begonnen alleen te staan en niet meer op de mssa konden rekenen, wier hulp hun onontbeerlijk was om hun plan, de omverwerping van het Brusschelse kraam, ten uitvoer te brengen. (...)

Luister, hoe gemoedelijk en wrevelig tevens de ontgoochelde kamper [Lebrocquy, C.I.] in zijn Souvenirs over het wegbrokkelen en instorten zijner zoetste zielsdroomen spreekt [Bij Rogghé in het Frans, C.I.]:
Het orangisme had van de gastronomie een politiek middel gemaakt. De antirevolutionnaire oppositie hield ontelbare banketten. Om het koninkrijk der Nederlanden te herstellen hebben wij reusachtig veel gegeten en navenant gedronken. Aan tafel waren wij al mooi, maar aan het dessert waren wij gewoonweg subliem. Als men ons bezig zag en hoorde zou men gedacht hebben dat driehonderdduizend gewapende aanhangers achter ons stonden, en men zou gezworen hebben dat de Restauratie voor 's anderendaags was. Als de eenheid van de achttien provincies door te eten hersteld had kunnen worden, dan hadden de orangistische diners haar ongetwijfeld gered. (...)
De vrijmetselaarsloge le Septentrion diende gewoonlijk tot tempel voor die aan 't vaderland en aan Comus gewijde offeringen.