Toon Hermans is in de rijke Nederlandse revue-cabaret-kleinkunst traditie een van de absolute hoogtepunten. Diverse onvergetelijke nummers van hem zijn in het collectief geheugen opgenomen. De Bouwmeester-revue, die in 1939 niet inging op zijn sollicitatie, mag plaatsnemen naast RKO Pictures die Fred Astaire wandelen stuurde (can't sing, can't act, can dance a little) en Decca Records die niets zag in The Beatles (guitar groups are on the way out, Mr. Epstein).
Op blz. 158 van
(uit 2010) lezen we het volgende.
Toon was niet erg collegiaal tegen de mindere goden in het gezelschap ['Theater Plezier van Floris Meslier' 1947-1950] en noemde Joeks wel eens een 'dood konijn'. Herbert Joeks was een beetje jaloers op Toon, op diens grote succes vooral. Hij was net zo oud en kon net zoveel als Toon, vond hij zelf, alleen kreeg hij de kans niet. Hij kon ook zingen, Weense liedjes, maar het was allemaal Toon Hermans wat de klok sloeg. Achter zijn rug werd Joeks een beetje uitgelachen, al sprak niemand hem tegen, herinnerde Toon zich in zijn Levensboek. En dat dat voortdurende plagen. 'Op een dag moest ik een sketch met hem spelen. Hij en Jan van Ees en ik. Jan en ik hadden samen afgesproken dat wij ook de teksten zouden zeggen die hij elke avond zei. Ik weet het nog goed, Jan en ik zaten al aan een tafel als hij het toneel opkwam. Dan moest hij zeggen: "Mijn vrouw komt wat later vanavond." Maar voordat hij het zeggen kon, zei Jan al: "Je vrouw komt zeker wat later vanavond." Even verderop moest Herbert zeggen: "Ik ga morgen naar het voetballen kijken." Maar voordat hij het zeggen kon, zei ik alweer: "Jij gaat zeker morgen naar het voetballen kijken?" Hij was des duivels na afloop. Maar Jan en ik lachten ons een hoedje.' (...)
[D]e dochter van Herbert Joeks weet te vertellen dat haar vader met iedereen kon opschieten in het vak, maar dat hij Toon Hermans tot zijn laatste levensdagen intens had gehaat. Toon had zijn succes afgepikt. Toon had hem in de weg gestaan. Toon had in scènes van Joeks, die hij heel mooi deed, achter zijn rug smoelen staan trekken zodat het publiek niet om hem, maar om Toon begon te lachen. ['Achter zijn rug uitlachen' in de letterlijke betekenis dus. Fraaie collega! CI]
Op blz. 158 van
(uit 2010) lezen we het volgende.
Toon was niet erg collegiaal tegen de mindere goden in het gezelschap ['Theater Plezier van Floris Meslier' 1947-1950] en noemde Joeks wel eens een 'dood konijn'. Herbert Joeks was een beetje jaloers op Toon, op diens grote succes vooral. Hij was net zo oud en kon net zoveel als Toon, vond hij zelf, alleen kreeg hij de kans niet. Hij kon ook zingen, Weense liedjes, maar het was allemaal Toon Hermans wat de klok sloeg. Achter zijn rug werd Joeks een beetje uitgelachen, al sprak niemand hem tegen, herinnerde Toon zich in zijn Levensboek. En dat dat voortdurende plagen. 'Op een dag moest ik een sketch met hem spelen. Hij en Jan van Ees en ik. Jan en ik hadden samen afgesproken dat wij ook de teksten zouden zeggen die hij elke avond zei. Ik weet het nog goed, Jan en ik zaten al aan een tafel als hij het toneel opkwam. Dan moest hij zeggen: "Mijn vrouw komt wat later vanavond." Maar voordat hij het zeggen kon, zei Jan al: "Je vrouw komt zeker wat later vanavond." Even verderop moest Herbert zeggen: "Ik ga morgen naar het voetballen kijken." Maar voordat hij het zeggen kon, zei ik alweer: "Jij gaat zeker morgen naar het voetballen kijken?" Hij was des duivels na afloop. Maar Jan en ik lachten ons een hoedje.' (...)
[D]e dochter van Herbert Joeks weet te vertellen dat haar vader met iedereen kon opschieten in het vak, maar dat hij Toon Hermans tot zijn laatste levensdagen intens had gehaat. Toon had zijn succes afgepikt. Toon had hem in de weg gestaan. Toon had in scènes van Joeks, die hij heel mooi deed, achter zijn rug smoelen staan trekken zodat het publiek niet om hem, maar om Toon begon te lachen. ['Achter zijn rug uitlachen' in de letterlijke betekenis dus. Fraaie collega! CI]