Elsschot voltooide zijn bescheiden novelle Het tankschip (in de editie van 2003 nauwelijks 56 bladzijden) in juli 1941. De ontstaansgeschiedenis toont welk een moeizame bevalling het geweest was, met Elsschot die eindeloos aan de tekst bleef sleutelen. Het resultaat is misschien niet navenant, want er is wel enige reden tot literaire kritiek.
De hoofdfiguren zijn:
mijnheer De Castellane, een Franse reder
Charles Boorman, Brussels zakenman
Jack Peeters, Antwerpse scheepsmakelaar
Frans Laarmans, burgerman, schoonbroer van Peeters.
Elsschot heeft altijd een voorliefde gehad om zijn verhalen in de indirecte rede af te leveren. De hoofdfiguur (ik, hier Laarmans) verneemt dan de gebeurtenissen uit tweede hand, doordat iemand hem het verhaal vertelt, of hem een brief schrijft. Hier is die stijlfiguur wel heel erg uitgerekt. Op blz.35 lezen we
Van activa maak je evenmin passiva als van een meisje een jongen, want het is voldoende dat broekje uit te trekken, verklaarde hij.
Hij, dat is De Castellane, die deze mededeling doet aan Boorman die dit vertelt aan Peeters die dit vertelt aan Laarmans (die dit aan de lezer doorgeeft). Dit is dus een mededeling niet uit tweede, maar uit vierde hand. Als lezer vergeet men al snel (ook in ander werk van Elsschot trouwens) dan men niet observeert, maar aanhoort, waardoor de stijlfiguur totaal haar nut verliest.
Een groter punt van kritiek betreft het genre. Iedereen weet dat het werk van Elsschot voortkomt uit het echte leven van de schrijver. Dat is hier niet anders. Het Journal de la Marine Marchande bestaat echt, er is echt een transactie met een schip gebeurd, en de oorlog is inderdaad verklaard begin september 1939, net wanneer de echtparen Laarmans en Peeters per auto in Bastenaken gearriveerd zijn. We krijgen daarover het volgende te lezen.
"Dat over-en-weer gepraat tussen Parijs, Londen, Warschau en Berlijn duurt mij te lang," verklaarde hij [Peeters]. "Ik stel mijn verlof nu al vijf weken uit, het is September en de mooiste vacantietijd is haast voorbij. Voor mijn part kunnen die heren gerust doorgaan met kibbelen, wij gaan naar de Ardennen. Trouwens, van die oorlog komt niets meer terecht. Had Poincaré nog geleefd dan was het wat anders, maar deze praters drinken een glas, doen een plas en laten alles zoals het was." (p.11)
In de huiskamer achter de winkel hield zich iets op dat in een witte jas zat en niets anders kon zijn dan Huskin zelf. Het ging zitten, knutselde ergens aan en opeens drong een hels lawaai tot ons door: Hier Radio-Parijs, morgen waarschijnlijk helder weer, bij oostelijke tot noord-oostelijke wind. Dat beloofde in ieder geval voor onze tweede etappe. [...]
Onze troepen hebben de grens overschreden. Verbitterde gevechten zijn aan de gang. Daarop moet Huskin gedraaid hebben, want nu brak de Rosencavalier los. [...]
"Pardon, mijnheer Huskin; zoudt u zo goed willen zijn, als het niet te veel gevraagd is, Parijs nog even te nemen, want als ik goed gehoord heb dan is het spektakel begonnen."
"Wel zeker," zei de slager vriendelijk. Hij ging weer binnen en dadelijk daarop klonk het schetterend: ... de kampioenen van de vrijheid. De Frans-Engelse legers bestormen de voorposten van de Siegfriedlijn, tegenover de grens van Lotharingen. Een onbeschrijflijke geestdrift bezielt onze dappere soldaten. Van Longwy tot Bazel weergalmt de Marseillaise, slechts overstemd door het gebulder van ons zwaar geschut.[...]
'Dus is het oorlog, mijnheer Huskin.'
"Dat dunkt mij ook," zei de slager, die de Franse speaker razen liet, zich tussen zijn hammen doorwerkte en zijn rolluik begon neer te draaien.
Mijn vrouw was zo tevreden met haar koppel [hespen], Ida zo blij dat zij haar goede geld niet in vlees had omgezet en Jacky zat nog zo in zak en as dat ik tot driemaal toe herhalen moest dat het dus eindelijk tóch tot oorlog gekomen was alvorens iemand op dat geweldig nieuws reageerde. Eindelijk werkte mijn zwager zich los, schepte even adem en uitte de mening, dat het zeker weer praatjes waren zooals er in Parijs voortdurend de ronde deden.
"Het was de officiële Radio," zei ik, want hij had blijkbaar niets verstaan. [...]
Volgens de laatste berichten hebben de Polen een offensief ingezet in de richting van Breslau en talrijke gevangenen gemaakt. Op het front van Elzas-Lotharingen is het artillerieduel in volle gang. Zonder ophouden landen de Engelse legerkorpsen in Calais, Boulogne en Cherbourg. Onze uitzending wordt om elf uur hervat.
"Achter in de tuin kan je 't geschut hooren," zei de piccolo.
"Zij moeten ditmaal tot de laatste man worden uitgeroeid," verklaarde een bejaard heertje, dat zijn servet nog aan had, zijn snor krijgshaftig opstrijkend. Dreigend liet hij zijn ogen rollen en keerde dan terug tot zijn soep.
"Dat word een mooie vacantie," bromde hij nog. "En wij zitten hier vlak bij het toneel." [...]
En toen de hammen geborgen waren, wandelden we de tuin in om te luisteren. Waarachtig, vanuit het zuidoosten kwam een gedempt geroffel tot ons als van heel ver gedonder. Eigenaardig dat het zoëven nog vrede was en nu ineens oorlog. (p. 19)"
En sedert een onbekende kanonnier op het front van Lotharingen het eerste schot heeft gelost moet zij drie millioen meer kosten, zoals ik gezegd heb. En als die dappere Fransen maar lang genoeg standhouden dan komt er nog heel wat bij." (p. 53)
De realiteit, die iedereen in 1941 nog vers in het geheugen moet hebben gehad, is als volgt.
- 23 augustus. Hitler beslist dat de aanval op Polen zal beginnen op 26 augustus.
- 24 augustus. Engeland en Frankrijk geven Polen schriftelijke garanties.
- 25 augustus. Hitler stelt de aanval uit n.a.v. de Engels-Franse garanties aan Polen.
- 26-27 augustus. Internationale diplomatieke uitwisselingen zonder gevolg.
- 28 augustus. Engeland en Frankrijk blijven op hun standpunt.
- 29 augustus. Duits ultimatum aan Polen.
- 30 augustus. Duitsland verklaart dat de onderhandelingen met Polen beëindigd zijn.
- 31 augustus. Hitler beslist tot de aanval op 1 september.
- 1 september. Duitsland valt Polen binnen, zonder oorlogsverklaring omdat het z.g. om een Duitse reactie ging op een Poolse overval op een radiostation.
- 3 september. Engeland en Frankrijk verklaren (tot Hitlers verrassing) Duitsland de oorlog.
- 7 september. Frankrijk verovert en bezet Duits gebied tussen de Maginot- en de Siegfriedlinie, tot dicht bij Saarbrücken.
- 9 september. Het Brits expeditieleger British Expeditionary Force begint in Franse havens aan te komen.
Elsschot laat Peeters gewag maken van "over-en-weer gepraat tussen Parijs, Londen, Warschau en Berlijn" (dat moet op 26-27 augustus slaan), en via de radio realiseren de reizigers zich dat het "zoëven nog vrede was en nu ineens oorlog". De oorlog is voor de Duitsers en Polen begonnen met vijandelijkheden op 1 september, en voor de Fransen en Engelsen met een oorlogsverklaring op 3 september. De Fransen overschreden in Lotharingen de Duitse grens pas op 7 september, en de Engelsen kwamen pas in Frankrijk op 9 september. De voorstelling dat deze feiten onmiddellijk aansloten bij "het begin van de oorlog" is dus onjuist. Van een Pools offensief in de richting van Breslau is niets bekend, maar het is de radio die dit vermeldt, en het kan dus om holle oorlogsretoriek gaan. Maar als feit wordt ons meegedeeld dat men in Bastenaken het verre kanongebulder van het front in Lotharingen kon horen. Dat is op die afstand van 125 km inderdaad mogelijk (Minnaert, De natuurkunde van 't vrije veld, II, nr 17), maar het anachronisme blijft bestaan: het eerste Franse kanon bulderde pas 4 dagen na de oorlogsverklaring.
Men vraagt zich af wat Elsschot bezield heeft met zijn imaginaire chronologie.
Dit gezegd zijnde: het is en blijft een groot prozaïst, en men degusteert zelfs het proza van het zwakke Tankschip met veel genoegen. In zekere zin is de kwaliteit van het proza de enige waarde van deze novelle, waarvan 21 bladzijden besteed worden aan het relaas van de autotocht De Panne-Bastenaken, die eigenlijk niets ter zake doet.
*