Ik heb bovenstaand exemplaar gekocht in december 1972, en moet het kort nadien gelezen hebben, in een periode waarin ik veel van Boon las. Toen ik het recent opnieuw ter hand nam herinnerde ik mij nog de grote lijnen: Ondineke in de negentiende eeuw, met als achtergrondkoor een kring van figuren omheen de schrijver, die steeds genoemd worden met hun "epitheton ornans": de kantieke schoolmeester met de schone vrouw Lucette, johan janssens de dichter en dagbladschrijver, enzovoort. Ik had niet zo'n goede herinnering aan het miserabilistisch verhaal van Ondine, met een rondlummelende schrijnwerker-uitvinder als vader, een zwakzinnige moeder en een achterlijke broer. Ook bij deze hernieuwde lectuur begon mij dit onderdeel na verloop van tijd toch enigszins te vervelen. Bovendien bevat het verhaal van Ondine enkele gaten en veel onwaarschijnlijkheden. Zij loopt les bij Madame Berthe, maar daar vernemen we nauwelijks iets over; hoe eindigt die schooltijd bijvoorbeeld? En, als ik goed opgelet heb, dan is Ondine-van-de-schrijnwerker de minnares geweest van de drie zoons van de ene fabrieksdirecteur, en van de zoon van de andere fabrieksdirecteur? Ik zie dat toch niet te snel gebeuren in de negentiende eeuw. Op de laatste bladzijde eindigt Ondine uiteraard in mineur: op een armtierige kamer, getrouwd met de jonge werkloze Oscar. In feite gaat het om Ondine-ke met Oscar-ke, want Boon overdrijft met verkleinwoorden, en heeft van de Kapellebaan ook alvast Kapellekensbaan gemaakt. In feite stond er op de Osbroekstraat in Erembodegem maar 1 enkele kapel: de kapel van Termuren.
Het boek is wel ouder dan ik mij voorstelde. In mijn uitgave begint op blz. 231 (van de 291) een nieuw jaar, en de terugblik op het voorafgaande jaar – met de moord op Gandhi, bijvoorbeeld – toont dat dit laatste 1948 was. De Kapellekensbaan, pas verschenen in 1953, moet dus af geweest zijn in 1949. De linkse figuren in het bewind, waar de ontgoochelde Boon schamper op afgeeft, moeten dus Van Acker, Spaak en Huysmans zijn. De "koning met zijn nieuwe koningin" die in de Reinaert meespeelt is de controversiële Leopold III, die de grondwet enkele keren had overtreden en het niet lang meer zou uitzingen. In 1951 trad zijn zoon aan.
In 1949 was Boons zoontje Jo 10 jaar en dat is ook de leeftijd en de naam van de zoon van "johan janssens, dichter en dagbladschrijver", verderop ook "gevelschilder en weekbladenschrijver". Deze "johan janssens" is overduidelijk een afsplitsing van Boon zelf, die in die tijd voor de Rode Vaan schreef, daar werd buitengewerkt, gevelschilder werd en daarna in een weekblad aan de slag kon. (Meer biografische gegevens hier.)
In 1949 stierf ook Boons elf jaar jongere zus zus Jeanneke op zesentwintigjarige leeftijd, met als laatste woorden "Ik kan het niet meer houden". Het is zeer pakkend als de schrijver plots uit zijn literaire rol stapt en in eigen naam die aangrijpende werkelijkheid ongefilterd weergeeft.
Boon is een beter schrijver dan ik mij voorstelde toen ik er opnieuw aan begon. Zijn directe vertelstijl, gelardeerd met drie puntjes, deed mij aan Céline denken, en er zijn voorwaar slechtere voorbeelden om na te volgen! Zijn taal is Brabants gekleurd – couleur locale zullen we welwillend maar zeggen – en bevat naast onbekende woorden (hieronder ramoel, bijvoorbeeld) ook vreemde wendingen, bijvoorbeeld systematisch in de vloer waar iedereen toch op de vloer verwacht. In het citaat hieronder blijkt dat niet alleen bij mij, maar ook in de kring omheen de schrijver, het meanderend verhaal van Ondine niet blijft boeien. Onder die afhakende vrienden-helden is ook "johan janssens", het alter ego van de schrijver zelf! Men denkt onwillekeurig aan Pessoa die, onder pseudoniemen, ook zichzelf becritiseerde.
En midden al dat ramoel vraagt ge hen of men dat laatste stukje over ondine heeft gelezen... hoe ze zich liet vastnagelen aan de brem... en iedereen zwijgt want niemand heeft het gelezen. Het zijn allen nog steeds uw vrienden uw helden, maar niemand onder hen leest nog die geschiedenis over ondine. (260-261)
*
Niet-literaire aanvulling. In strijklicht ziet men doorgedrukt in het voorplat de handgeschreven tekst Begin Augustus, met twee forsen strepen eronder.