Aflevering 1 staat hier, aflevering 2 hier.
Bronnen
[S] Spencer Sons, New Spencerian Compendium of Penmanship, 1887 (hier)
[M] Pierre Meyrat, Recueil Méthodique de Principes d'Écriture, ca. 1900 (b.v. op Penna Volans)
[G] Ross F. George, The Speedball Text Book. Modern Lettering, 10th edition, 1927. (Hier te consulteren.)
[J] Edouard Jauffret, Les Belles images, 1948 (hier)
*
Mijn belangstelling voor "schoonschrift" is wakkergemaakt toen in september 2021 het nieuwe schooljaar begon, en ik enkele oude schrijfboekjes van mij onder ogen kreeg. De ambitie ontstond om mijn schrijfvaardigheid van 1954 (tweede studiejaar, al volop met inkt) te evenaren. Ik begon dus te oefenen met een losse ballonpen, die ik hanteerde zoals mij aangeleerd was: zonder de druk te variëren. Na verloop van tijd ontdekte ik dat men voor deze manier van schrijven vandaag de dag evengoed —en veel gemakkelijker— fijne stiftjes kan gebruiken. Deze, bijvoorbeeld, met prachtige zwarte en rode inkt die licht- en waterbestendig is:
Maar! Ballonpennen zijn eigenlijk gemaakt voor zwelschrift: door druk uit te oefenen op de pen wijken de twee helften vaneen, zodat dikkere en dunnere pennetrekken afgewisseld kunnen worden. Nu bezit ik, behalve twee schrijfboekjes van mijzelf, ook schrijfboekjes van familieleden, met schoolschrift uit 1899, 1921 en 1933. Zo vond ik dat men in 1899 wel degelijk nog zwelschrift aangeleerd kreeg (foto hieronder), en als verdere stap in mijn schrijfvaardigheid wou ik niet voor mijn voorvaderen onderdoen. Sedert enkele weken hanteer ik dus de ballonpen op de wijze waarvoor zij ontworpen is: om dik en dun af te wisselen.
Het materiaal
Ik schrijf op ongelijnde steekkaarten van Exacompta, formaat A5, en gebruik daarvoor, behalve ballonpennen, rode inkt Audace van Waterman en zwarte Perle noire van Herbin.
Een dubbelgevouwen steekkaart vormt dus een katerntje van formaat A6, met twee recto- en twee verso-kanten. Om te schrijven leg ik de steekkaart ongevouwen bovenop een gelinieerd sjabloon, waar ik van onderaf doorheen licht. Om die reden schrijf ik recto met rood en verso met zwart, want zwart schrijven bovenop een oplichtende rode regel uit de achterkant gaat zeer goed, maar met andere combinaties (zwart op zwart, rood op rood, rood op zwart) lukt dat veel minder.
De helling
Als leidraad gebruik ik [M], waar het Belgische handschrift voor 90% mee overeenstemt.
Het geschrift helt sterk naar rechts, de helling is namelijk 3/2. Tegenwoordig zijn lelijke penhouders in omloop waarin de pen in een hoek is aangebracht, maar ik gebruik de ambachtelijke werkwijze die in [M] gegeven wordt: ik leg mijn blad schuin.
De breedste pennetrekken schrijft men dus vertikaal, van boven naar beneden. Ik houd mijn pen zo gedraaid dat de vaneen geduwde helften de breedste trek opleveren als de pen van boven naar beneden bewogen wordt. Hieronder de 'natuurlijke' stand en de 'gedraaide' stand van de pen.
De kleine letters
In [M] wordt het cursief schrift in drie grootten beschreven, met normeringen die afhankelijk zijn van het gekozen corpus, en die dus niet gewoon volgen door alles te vergroten of te verkleinen. In de fine cursive zijn de letters 2 millimeter hoog (afstanden vertikaal gemeten). Bovenlussen stijgen tot 8mm (boven de basislijn, waarop de "o" rust), onderlussen zakken tot -6mm. De "d" stijgt tot 6mm, de "t" tot 5mm. De "p" en de "q" zakken tot -5mm. De langste letter, "f", is dus 14mm lang en dat is ook de afstand tussen de regels. (Er gaan 10 van die regels op mijn steekkaart van 148 mm, maar ik houd het bij 8.)
Het alfabet van de kleine letters in [M] is als volgt:
en dat werd identiek zo aangeleerd in 1899. Dit is ook (zonder het dik-dun) mijn alfabet uit 1954, behalve dat de 'z' bij ons geen onderlus meer had. Ik schrijf dus ook een lusloze "z", omdat ik mijn goede onderwijzers zo trouw mogelijk wil blijven. Historische voorbeelden zijn in modelboeken bijna niet te vinden. In [S, plaat 44] staat
om te tonen hoe men zich moet redden als er geen plaats is voor een behoorlijke onderlus.
De hoofdletters
De hoofdletters in [M] zijn als volgt:
Noteer dat "F" een asymmetrisch "dwarsstreepje" heeft, dat naar boven loopt en eindigt met een neerwaartse haak aan de rechterkant. In [J], een halve eeuw later, vindt men nog altijd
Nu is er bij de hoofdletters altijd en overal meer variatie dan voor kleine letters, en in België gebruikt men systematisch, al meer dan een eeuw lang, andere vormen voor de hoofdletters die hierboven van een stip voorzien zijn. Van die met een rode stip vormen de Belgische varianten een familie met als gemeenschappelijk kenmerk de "vlag" links en de spitse voet. In het schoolschrift uit 1899 staan ze als volgt:
en de "Z" is daar
Van de hoofdletters met blauwe stip heeft de Belgische "Z" dus geen onderlus, maar dat komt ook in Frankrijk voor ([J, p.110]). Veel drastischer zijn de ingrepen in de "F": van de krul bovenaan is in België de rechtse helft verdwenen, en van het streepje de linkerhelft.
Hieronder drie dergelijke F's uit het familiearchief, achtereenvolgens 1899, 1921 en 1933.
In het rood de ingreep van de leraar op 16/10/1933: een "moderne" F met een gewoon dwarsstreepje, dat de stam doorkruist van links naar rechts. Die laatste gedaante, die ik ook aangeleerd kreeg in 1954, vertoont maar weinig gelijkenis meer met de standaardgedaante; daarin herkent men nog de Romeinse hoofdletter F, die naar rechts gekeerd is, en niet naar links. Ik heb de Belgische variant in geen enkel handboek aangetroffen, behalve dan in [G, 30], als anekdotisch voorbeeld van een informele "onopgemaakte" stijl.
Ik heb op millimeterpapier, in verschillende kleuren, alle lijnen getrokken die een rol spelen in de fine cursive. Uitgaande van de onderste schrijflijn zijn dat, naar boven toe: 2mm (hoogte van "o"), 4mm (midden van de hoofdletters), 5mm (hoogte van "t"), 6mm (hoogte van "d") en 8 mm (hoogte van "f"); naar onder: -5mm (diepte van "p") en -6mm (diepte van "f"). Voorts een rooster van lijnen met helling 3:2.
Dit sjabloon is op een plexiglazen plaat geplakt die iets boven de tafel gelegd wordt (hier op twee pakken steekkaarten), zodanig dat er doorheen geschenen kan worden met het lichtje op batterijen. Hierbovenop wordt de steekkaart gelegd waarop geschreven wordt; zij valt in de juiste positie door de kartonnen rechte hoek links onder, en wordt ter plaatse gehouden met de papierklem. Om de kaart vlak te houden druk ik erop met de pennestok linksboven, die ik voortdurend verplaats samen met de schrijvende pen (rechts). De plaat wordt zo gelegd dat de hellingslijnen vertikaal liggen, en zij wordt verschoven als dat voor het schrijfcomfort nodig is. Verlicht van onder af zijn de hulplijnen perfect te zien doorheen de steekkaart. Om een katern vol te schrijven begin ik op de rechterhelft met rood, ga door op de keerzijde met links zwart en rechts rood, en eindig op de eerste kant links, met zwart.
*
De "Belgische" variant van de anglaise wordt dus gekenmerkt door: een T op een ronde voet die naar rechts draait (zoals in Frankrijk), de B,R,V,W die beginnen met een vlag links op een spitse voet, en een F waarvan het streepje helemaal rechts van de stam ligt. Het lettertype Beachman Script (ook Rechtman Script genaamd) heeft hoofdletters die deze kenmerken ongeveer bezitten:
"Ongeveer", want V en W hebben links een gebogen stam, die verschilt van de rechte stam in B en R. Helaas kan de ontwerper zich niet meer herinneren waarop hij zich voor zijn ontwerp, dertig jaar geleden, gebaseerd had.
* *
De typische "Belgische" vlag aan de B,F,H,I,J,K,R,T,V,W,Z vindt men op YouTube prachtig uitgevoerd door Diego Lara-Martinez, als onderdeel van
Variations of the capital B.
Hieronder de opeenvolgende stappen.