Aflevering 1 staat hier.
Op zoek naar voorbeelden van "Belgisch" schrift haalde ik uit het familiearchief een schrijfboek te voorschijn van een zeer zijdelings familielid, Henri Van Broeck zaliger gedachtenis.
Hieruit kon ik opmaken hoe schoonschrift eruit zag in het jaar 1899. Het schrift is zeer schuin, en de lussen naar boven en naar onderen zeer lang, want er zijn geen tussenafstanden behalve de regelafstand. De schrijver moest met zijn lussen op voorhand wat mikken om niet al te zeer te overlappen met letters erboven of eronder.
De kleine letters zijn die van het universele Copperplate of English Roundhand, door de Fransen overgenomen onder de naam anglaise.
Tot de weinige varianten van die stijl behoort een "f" die geen onderlus maar een stok heeft. Onze scholier van 1899 schrijft "f" met twee lussen, en dat deden wij in 1954 ook zo. Maar zijn "z" had de obligate onderlus, en die was er bij ons uit. Hieronder de woorden "seffens" en "zien" zoals hij ze schreef.
Scholier Henri schrijft zijn hoofdletters als volgt (van "X" en "Y" heb ik geen voorbeeld gevonden):
Vergeleken met de
Franse hoofdletters (tabel
hier) heeft zijn "T" systematisch een dwarsstreepje, maar die treft men soms ook bij de Fransen aan. Zijn "B" en "R" daarentegen verschillen merkbaar van de Franse collega's: zij hebben een dubbele stam met een vlaggetje links, waardoor ze familie zijn van de "V". Ook de "F" is anders: het is een "I" met een krulletje rechts. Dat is geen toevallige versiering, want ik vond nog een tweede exemplaar, helemaal hetzelfde:
Vergeleken met de Engelse kanon bestaat er dus een Frans-Belgische "T" waarvan de onderste krul naar rechts draait, maar daarnaast ook een Belgische "B", "F" en "R". Deze "Belgische" hoofdletters bestonden al in 1899 en ikzelf kreeg ze in 1954 ook nog aangeleerd, met als enige verschil dat onze "F" een gewoon dwarsstreepje had en geen krulletje rechts. Onze hoofdletter "T" had ook geen dwarsstreepje, maar velen die jonger zijn dan ik kregen hem mét dwarsstreepje aangeleerd; het is een detail dat komt en gaat, soms zelfs binnen eenzelfde handschrift. In de "T" die mijn kleinzoon vorig jaar leerde staat er géén; zijn "T" uit 2020 is identiek met de mijne uit 1954.
De Belgische "B" en "R" behoren tot de aanvaarde varianten van de
anglaise. In
New Spencerian Compendium of Penmanship (in 1887 uitgegeven door de zoons van Spencer) treft men in Plaat 19, onder de
Variety of Capitals ook deze "B" aan:
en voor de Belgische "R" moet men niet eens zo ver zoeken, want P.R. Spencer gebruikte ze zelf in zijn handtekening, die men vindt op blz. xvi: