Uit
Ernest Staas, advocaat (1874,
hier), door
Tony, zijnde de liberale flamingant en medestichter van het eerbiedwaardig Gents studentengenootschap
't Zal wel gaan Anton Bergmann.
[Liet] de rechterlijke geest onze voorvaderen weinig sporen achter, wat
niet uitstierf is het gevoel van broederliefde, dat te allen tijde onzen
landaard kenmerkte. Nergens toont zich de liefdadigheid zoo vindingrijk;
nergens openen zich zooveel toevluchtsoorden voor het verlaten kind, den
lijdenden man, den afgeleefden grijsaard; nergens ook bekwam te allen
tijde de onderdrukte krachtiger hulp.
Dit deel ten minste onzer oude wetgeving bleef
bewaard, en tot vóór korte jaren waren Zuid- en Noord-Nederland de
eenige landen, waar voor behoeftigen en onmondigen
waarlijk recht bestond. Dit recht heet de kostelooze proceduur of het pro Deo.
Daardoor heeft elk onvermogende aanspraak op
rechterlijken raad en bijstand, en moet hij kosteloos voor alle
rechtbanken bediend worden. De wet laat hem vrij van alle uitgaven,
verzekert hem eenen verdediger, en stelt daardoor den behoeftigsten met
den vermogendste gelijk. En het mag geen bedrieglijke schijn heeten:
meer dan eens hebben de machtigsten, die zich boven alles verheven
waanden, het hoofd moeten buigen voor den armen werkman, met het pro Deo
gewapend.
In andere landen werd die instelling, onlangs
ingevoerd, als een groote stap vooruit bejegend; hier staat de
kostelooze proceduur, als een recht voor elken onvermogende op de eerste
bladzijden onzer oudste wetboeken aangeteekend. Van de jongsten tijden af was het aan de rechterlijke
macht opgelegd "voor de arme ende miserable persoonen t'opineeren,
t'adviseeren, de processen t'oversien ende t'instrueeren, 't vonnis te
resolveeren ende t'expedieeren om Godtswille ende sonder eenighen loon
daeraf te hebben ofte te verwachten."
De bezorgdheid ging nog verder. De advocaten en
rechters moesten niet alleen den arme "volkomen audiëntie" geven; het
werd hun als een heilige plicht bevolen, "den arme te gherieven ende te
ontcommeren voor den rijcke, die naer comen soude."
De Fransche omwenteling schafte het pro Deo af. "Er
zijn geene armen meer," had de Republiek verklaard: wat behoefde men hen
te helpen. Doch Koning Willem I schonk ons dit schoonste deel van
de erfenis der vaderen weder. Een zijner eerste besluiten herstelde de
rechterlijke bescherming der behoeftigen, en nog heden zijn het de
decreten van den eersten Koning der Nederlanden, die de kostelooze
proceduur regelen en beheerschen.
*
* *
Bemerk "Zuid-Nederland" genoemd als "land".