W.F. Hermans, De raadselachtige Multatuli (Boelen uitgevers, Amsterdam 1976), blz. 129-130.
Zijn roem was ook in Vlaanderen doorgedrongen. Met Julius de Geyter raakte hij bevriend. In maart 1867 hield hij niet minder dan drie voordrachten te Antwerpen. De Vlamingen onthaalden hem zoals hem dat nog nooit was overkomen. Niet alleen dat zij per traditie geestdrifiger zijn dan hun noordelijke taalgenoten, ook waren zij, toen meer dan nu, verdrukten en zij herkenden in Multatuli een man die aan de kant van de verdrukten stond. (...)
In augustus nam hij toch nog deel aan het Taalcongres te Gent, de reis daar naar toe betaalde hij met geld waar hij eerst om had moeten vragen. Maar hij werd ontvangen 'als een koning'. Op de avond van de 19de augustus sprak hij voor het Van Crombrugghe-genootschap 'over het recht om een gevoelen af te keuren.'
Juist was hij hiermee klaar, toen enkele Nederlanders, o.a. de professoren Matthijs de Vries en G.W. Vreede enigszins aangeschoten de zaal binnenkwamen: ze hadden rijkelijk gedineerd bij de gouverneur van Oost-Vlaanderen. Uit de geestdrift van het publiek maakte Vreede op dat de wildeman van lebak alweer Holland en de Hollanders op Java had bezwadderd. Hij liep naar het front van de zaal en verklaarde: 'Ik ben een eerlijk Hollander en ik wil hier niet zwijgen; ik wil het voor de eer van mijn vaderland opnemen.' De Vlamingen begrepen niets van deze uitbarsting en maakten aanstalten hem te lynchen. Het kabaal was ongehoord, vrouwen vielen in zwijm. Dankzij enkele waardige woorden, door Multatuli gsproken, ging de woede van de Vlaamse Leeuw over en bleef de professor in leven. (...)
Hij maakte vele blijvende vrienden, debatteerde tot diep in de nacht, rookte ongetelde sigaren, dronk onvoorstelbare hoeveelheden thee, maar, als gebruikelijk, was de slotsom toch weer teleurstelling. In oktober berichtte Max Rooses hem dat er van een dagblad toch voorlopig niets kon komen. En ach, eigenlijk liep hij niet zo warm voor de Vlaamse Zaak. Als de Vlamingen onderdrukt werden door de Franstalige Belgen, moesten ze zich maar weer bij Nederland aansluiten, vond hij.
Zijn roem was ook in Vlaanderen doorgedrongen. Met Julius de Geyter raakte hij bevriend. In maart 1867 hield hij niet minder dan drie voordrachten te Antwerpen. De Vlamingen onthaalden hem zoals hem dat nog nooit was overkomen. Niet alleen dat zij per traditie geestdrifiger zijn dan hun noordelijke taalgenoten, ook waren zij, toen meer dan nu, verdrukten en zij herkenden in Multatuli een man die aan de kant van de verdrukten stond. (...)
In augustus nam hij toch nog deel aan het Taalcongres te Gent, de reis daar naar toe betaalde hij met geld waar hij eerst om had moeten vragen. Maar hij werd ontvangen 'als een koning'. Op de avond van de 19de augustus sprak hij voor het Van Crombrugghe-genootschap 'over het recht om een gevoelen af te keuren.'
Juist was hij hiermee klaar, toen enkele Nederlanders, o.a. de professoren Matthijs de Vries en G.W. Vreede enigszins aangeschoten de zaal binnenkwamen: ze hadden rijkelijk gedineerd bij de gouverneur van Oost-Vlaanderen. Uit de geestdrift van het publiek maakte Vreede op dat de wildeman van lebak alweer Holland en de Hollanders op Java had bezwadderd. Hij liep naar het front van de zaal en verklaarde: 'Ik ben een eerlijk Hollander en ik wil hier niet zwijgen; ik wil het voor de eer van mijn vaderland opnemen.' De Vlamingen begrepen niets van deze uitbarsting en maakten aanstalten hem te lynchen. Het kabaal was ongehoord, vrouwen vielen in zwijm. Dankzij enkele waardige woorden, door Multatuli gsproken, ging de woede van de Vlaamse Leeuw over en bleef de professor in leven. (...)
Hij maakte vele blijvende vrienden, debatteerde tot diep in de nacht, rookte ongetelde sigaren, dronk onvoorstelbare hoeveelheden thee, maar, als gebruikelijk, was de slotsom toch weer teleurstelling. In oktober berichtte Max Rooses hem dat er van een dagblad toch voorlopig niets kon komen. En ach, eigenlijk liep hij niet zo warm voor de Vlaamse Zaak. Als de Vlamingen onderdrukt werden door de Franstalige Belgen, moesten ze zich maar weer bij Nederland aansluiten, vond hij.